Nooit slaat God een volk of een land met de geselroede van Zijn oordelen, of Hij waarschuwt eerst de zondaar en vermaant hem wat tot zijn vrede dient. De reden daarvan is Gods barmhartigheid. Hij heeft geen lust in de dood van de goddeloze, maar daarin dat hij zich bekere en leve.Rechtvaardig zou Hij de boze kunnen verdelgen, zonder zo’n voorgaande waarschuwing, omdat zij Gods recht weten. Maar Zijn lankmoedigheid komt met zulke trage schreden tot de straf, opdat zij die straf nog zouden voorkomen, of zich niet zouden kunnen verontschuldigen.

De eerste wereld vergaat niet door de zondvloed of hun wordt nog 120 jaar boetetijd vergund.

Dat Ninevé zal vergaan, wordt haar 40 dagen van tevoren aangezegd, opdat zij door een tijdige bekering haar verderf mocht voorkomen.

Over Sion wordt gezegd dat er een weergaloze dag van duisternis en plagen zal zijn (Joël 2:1, 2 ). De Joodse staat werd door de Romeinen wel uitgeroeid, maar niet voordat de Zaligmaker ernstig heeft gewaarschuwd: „Hoe menigmaal heb ik uw kinderen willen bijeen vergaderen, maar… gij hebt niet gewild.”

Zo zien wij het ook in deze tekst. Welke ziel schrikt niet, wanneer hij de profeet deze voorzegging in Gods naam hoort doen?

Carolus Tuinman,predikant te Hoorn

(”Keurstoffen”, 1764)