Aantal geboorten in EU neemt verder af
Nog nooit na de Tweede Wereldoorlog zijn er in de Europese Unie zo weinig kinderen geboren als vorig jaar. Dat blijkt uit vrijdag gepubliceerde demografische gegevens van Eurostat, het bureau voor de statistiek van de EU.
De totale bevolking groeide in 2002 met 3,6 procent en bereikte een niveau van 378,5 miljoen. De migratiestromen zorgden voor de belangrijkste bijdrage tot die aanwas. Per saldo vestigden zich 1,03 miljoen personen op het grondgebied van een van de vijftien lidstaten. Een jaar eerder waren dat er 1,15 miljoen.
Het aantal geboorten (3,99 miljoen) daalde in de achterliggende twaalf maanden, terwijl het aantal mannen en vrouwen dat overleed (3,86 miljoen) een stijging vertoonde. Ierland meldde de hoogste geboortegraad, met 14,8 nieuwe wereldburgers per 1000 inwoners. Daarna volgden Frankrijk (12,9) en Nederland (12,5). De laagste cijfers werden geregistreerd in Duitsland (8,8), Griekenland (9,0), Italië en Oostenrijk (beide 9,6).
De sterftetoename valt volgens Eurostat toe te schrijven aan de vergrijzing. Er zijn steeds meer ouderen. In Denemarken stierven 10,9 mensen op elke 1000, in Zweden 10,6. Aan de andere kant van de ranglijst treffen we Ierland (7,7) en Luxemburg (8,3) aan.
De instroom van buitenlanders was het grootst in Duitsland en Spanje. Zij namen elk 22 procent van de nettomigratie van de EU voor hun rekening. Relatief gezien lieten Nederland en het Verenigd Koninkrijk het geringste aantal personen toe, beide 1,8 op elke 1000 reeds aanwezige burgers.
Al met al groeide de bevolking in Ierland het hardst, met 12,2 procent. In Duitsland daarentegen bleef de uitbreiding beperkt tot 1,4 procent.
In de kandidaat-lidstaten die op 1 mei 2004 toetreden, verminderde de totale bevolkingsomvang met 1,8 procent. Letland spande de kroon. Daar was een teruggang van 7,3 procent. Tsjechië rapporteerde een min van 6,1 procent.