Buitenland

Taiwanees eiland herontdekt zichzelf

Tot 2001 was het eiland Kinmen geïsoleerd. Als relikwie van de Koude Oorlog is het bescheiden stukje Taiwan voor de kust van China bezig met de herontdekking van de geschiedenis en de opening voor toeristen.

Erwin Tuijl
8 May 2009 22:07Gewijzigd op 14 November 2020 07:53

Messenmaker Tseng-Dong Wu had geen betere locatie voor een smidse kunnen bedenken dan het eiland Kinmen. Het staal voor zijn messen haalt hij zo uit de grond. „Eersteklas staal”, zegt Wu terwijl hij met een snijbrander een stukje van 10 bij 4 centimeter uit een 55 millimetergranaat haalt. „Chinees staal was in die dagen niet zo goed. Dit komt rechtstreeks uit de Sovjet-Unie.”De handel van maestro Wu is bijzonder en naar zijn zeggen uniek. Dat het staal zo ongeveer uit de grond groeit dankt het eiland aan de broeders aan de overkant van het water. Kinmen, pal voor de kust van communistisch China, is sinds het einde van de Chinese burgeroorlog in 1949 de leiders in Peking een doorn in het oog geweest. Als een Asterixdorp hielden de nationalistische troepen op het eiland stand tegen de strijdkrachten van het veel grotere Volksbevrijdingsleger.

Sterker nog, de laatste slag tussen de Chinese nationalisten van Chiang Kai-shek en de Chinese communisten van Mao Zedong werd op Kinmen uitgevochten. Eind oktober 1949, een paar weken na de stichting van de Volksrepubliek, woedde bij Kuningtuo een veldslag die gewonnen werd door de nationalisten. De vernedering voor Peking was groot en werd heel pijnlijk door het overlopen van honderden communistische troepen naar de nationalisten van Chiang.

Taiwan maakte van Kinmen een fort met een maximale troepenbezetting van 100.000 man, op een eiland ter grootte van Texel. Twee soldaten voor de bescherming van iedere inwoner. Maar tegen de beschietingen die Peking in 1958 begon, viel niets te doen. In 44 dagen vuurde de communistische artillerie 475.000 granaten af op het eiland.

Propaganda

Het haalde niets uit. Bij gebrek aan een luchtmacht en marine bedacht China een alternatief om de bevolking en de troepen dol te draaien. Een alternatief dat passend beantwoord werd door Taiwan. Ze bestookten elkaar met propagandaleuzen uit betonnen luidsprekers van zo’n 15 meter hoog.

De leuzen werden gevolgd door artillerie. Aanvankelijk nog scherp, maar allengs schoten ze met holle granaten waarin propagandapamfletten zaten. Omdat de bevolking van Kinmen familie had op het vasteland, lieten de pamfletten broers, neven en nichten op het eiland weten hoe het met de rest van de familie ging. Hoe ziek opa was, hoeveel de familie verlangden naar hereniging of dat die en die nicht nu al weer een kind had gekregen en hoe ze geen honger meer leden dankzij de communisten.

„We lazen die pamfletten nauwelijks”, vertelt een oude visser in Kincheng, de belangrijkste plaats op het eiland. Dat was geen kwestie van niet willen, zo legt hij uit. „Er stond een straf op als je ze bewaarde. Bovendien, een derde van het eiland was bezet door het leger en na iedere beschieting gingen de soldaten op zoektocht naar de granaten.” Alleen de plaatselijke oudheidkamer heeft er nog een paar. Tienduizenden zijn er vernietigd. Voor verzamelaars van curiositeiten valt er niets te halen, behalve het bizarre verhaal van de beschietingen. Continu beschieten was geen optie. Dus werd ergens door iemand besloten dat Kinmen voortaan alleen nog op oneven dagen beschoten zou worden. Het Taiwanese geschut antwoordde op de even dagen. Het waren voornamelijk propagandagranaten met af en toe scherp. Pas in 1979 stopten beide partijen de beschietingen.

„Zo hebben de communisten mijn broodwinning verzekerd”, lacht Wu. In zijn smidse liggen de granaten hoog opgetast. Omdat ze eigendom zijn van het leger, moet hij er wel wat voor betalen. Maar met iets meer dan een tientje voor een 122 millimetergranaat en 20 euro voor een 155 millimetergraant voelt Wu zich spekkoper. „Uit de kleine haal ik veertig tot vijftig messen. Uit de grote zo’n tachtig stuks. Het hangt een beetje van het type af.”

Het stuk dat hij met de snijbrander heeft losgemaakt, wordt verhit, bewerkt, geslagen en geslepen. Binnen twintig minuten toont de meester een drakenmes met een lemmet van 25 centimeter. Het gaan voor dik 30 euro het stuk de deur uit. „Dit staal is geweldig.”

VOC

Grotendeels vergeten is de Nederlandse aanwezigheid op Kinmen, in VOC-tijden bekend als Quemoy. Bij wat vroeger de Baaij van Nota werd genoemd, ook wel de Erasmusbaaij, staat nu de tempel voor Koxinga, de Chinees-Japanse zeeman-piraat-imperiumbouwer die in 1662 een einde maakte aan de Nederlandse kolonie Taiwan. Volgens Peking bracht hij daarmee Taiwan weer onder Pekings bestuur. Nee, zegt Taiwan, Koxinga bracht niets onder bestuur van de nieuwe Qingdynastie, waar hij geen enkele loyaliteit mee voelde. „Koxinga was juist bezig met de stichting van zijn eigen imperium met de provincie Fujian, Taiwan en op termijn de Filipijnen”, verzekerde de Taiwanese VOC-kenner Tsao Yung-ho een paar jaar geleden. En daarom kan Peking geen enkele aanspraak op Taiwan maken, dat dus onafhankelijk is.

Koxinga is in elk geval officieel een volksheld. Bij zijn tempel is het vooral uitgestorven. Twee vrouwen wieden het onkruid met stoffen handschoenen aan en een brede, gevlochten hoed op. Toch komen er mensen, verzekeren ze. De overgave door de VOC is in bronsreliëf op de muur aangebracht. De langharige Europeanen op de knieën voor een strenge, rechtvaardige en zeer zelfverzekerde krijgsheer Koxinga.

Hoe historische bewust de bevolking ook lijkt te zijn, navraag leert dat niemand op het eiland iets weet over de drie maanden durende zeeslag in 1633, bij de Baai van Liaoluo, hier vlakbij. Volgens de Chinezen won de marine van de Mingkeizers deze grootse zeeslag tegen de schepen van de VOC, onder bevel van Hans Putmans. Maar andere historici kennen de overwinning aan de VOC toe. „Een zeeslag? Hier in de baai? Nooit van gehoord, maar erg interessant”, zegt een lokale gids. Maar hij weet wel dat het woord in het regionale dialect Minnan voor official ”chiapitan” komt van het Nederlandse woord kapitein.

Grens

Als het aan Kinmen ligt, wordt het eiland straks niet meer geassocieerd met oorlog, maar met voorspoed en aangehaalde familiebanden. Aan de westkant van het eiland wordt gewerkt aan de restauratie van enkele dorpen waar eilanders die elders in Azië hun geld verdienden, hun kleine paleizen laten bouwen voor hun oude dag. Ze zijn een amalgaam van lokale architectuur, vermengd met ontwerpen en kleurrijke materiaal uit de landen waar ze werkten.

De huizen en scholen vertellen met hun Spaanse, Maleisische en Europese invloeden het verhaal van de uittocht en terugkeer van de eilanders. En als de ontwikkelingen doorzetten, kunnen straks toeristen massaal naar Kinmen komen om het te zien. De ferryhaven is klaar, de duizenden mijnen worden van het strand gehaald en de horeca maakt zich op voor klandizie, net als maestro Wu, die zijn winkel heeft opgeknapt en zijn messen in fraaie doosjes doet. Een gedachte die nog geen tien jaar geleden absurd zou zijn omdat het eiland toen nog een geïsoleerde militaire basis was.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer