Koning speelt onmisbare rol
In de monarchie zitten ondemocratische en idolate trekjes, stelde Nico van der Voet op Koninginnedag op deze pagina. Drs. F. A. J. Th. Kalberg vindt dat Van der Voet voorbijgaat aan de belangrijke en noodzakelijke positie die de koning in Nederland heeft.
Met verbazing heb ik kennisgenomen van de inhoud van het artikel ”Monarchie te zware last” van de hand van de heer Nico van der Voet. Dit artikel vraagt om een kritisch commentaar.In 1813 werd de soevereiniteit aan Willem Frederik, prins van Oranje-Nassau, en aan zijn wettige opvolgers opgedragen. Tot aan de grondwetsherziening van 1983 werd die soevereiniteitsopdracht verwoord in artikel 10 van de Grondwet 1972, met de bekende woorden dat die soevereiniteit is en blijft opgedragen. De soevereiniteitsopdracht is aan de totstandkoming van de Grondwet van 1814 voorafgegaan. Dit betekent dat Oranje de soevereiniteit niet dankt aan de Grondwet van 1814, maar aan wat daaraan in de historie is voorafgegaan. Uit de woorden „blijft opgedragen” volgt dat de Oranjemonarchie niet langs de weg van een grondwetsherziening op legitieme wijze kan worden omgezet in een republiek, zolang er nog wettige opvolgers van koning Willem Frederik zijn.
Al is de koning de drager van de volle soevereiniteit over de Nederlandse staat, in de uitoefening daarvan is hij beperkt op grond van hetgeen daaromtrent in de Grondwet is bepaald.
De constitutionele monarchie in Nederland is in elk opzicht een product van de historie. Reeds tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden bekleedden de prinsen van Oranje binnen die republiek een eminente positie. Onze vaderen zochten reeds tijdens de republiek naar een eenhoofdig gezag onder het bestuur van het Huis van Oranje, als een waarborg tegen elke soort van aanmatiging.
In het jaar 1813 is –zoals prof. mr. D. P. D. Fabius in de brochure ”De Troonopvolging” opmerkte– geenszins een monarchie ontstaan, los van de dynastie. Integendeel, wij hebben een monarchie tot stand gebracht, omdat wij het Huis van Oranje hadden.
Met het oog op de eigen landshistorie is het begrijpelijk dat de republikeinse staatsvorm niet botweg diende te worden afgewezen. In onze gouden eeuw was ons land immers een republiek. Het zou dan ook een verloochening van onze historie zijn, indien ik niet zou toegeven, dat onder die republikeinse staatsvorm ons land een hoge trap van ontwikkeling en welvaart had bereikt en wat nog meer zegt, de eer van God in het staatsleven tot haar recht kwam.
Andere republiek
Nu moet echter wel worden bedacht dat de republiek, die men thans op het oog heeft, in wezen maar zeer weinig verschilt van de constitutionele monarchie, zoals deze zich in ons land heeft ontwikkeld. Intussen valt niet te ontkennen dat voor een land als Nederland de constitutionele monarchie voordelen heeft, die de republiek mist.
In ons land hebben de partijschappen altijd welig getierd. Er is geen reden om aan te nemen dat in die situatie verandering ten goede zal komen als we een republiek zouden worden. Daarnaast, zo’n president zal vaak iemand zijn die aan de politieke strijd tussen de partijen een levendig aandeel heeft gehad.
Een president waarborgt niet de strikte onpartijdigheid, die bij een erfelijk staatshoofd vrijwel altijd aanwezig is. Juist het feit dat de koning zelf boven de partijontwikkelingen blijft en de belichaming vormt van duurzaamheid en algemeenheid in de staat, is grondslag van het grote aanzien en het vertrouwen van de bevolking. In een parlementair systeem is een president genoodzaakt politiek te zijn gekleurd, terwijl zijn partijpolitieke afkomst het aanzien van het staatshoofd kan schaden.
Erfelijkheid
Alhoewel de erfelijkheid niet tot het koningschap als zodanig behoort, is zij bij deze regeringsvorm in zwang gekomen, omdat bij het ontbreken ervan aan de doelmatigheid van die instelling in ernstige mate afbreuk zou worden gedaan. Immers, een van de goede zijden van het koningschap is hierin gelegen, dat zij, die tot de troon worden geroepen, van kindsbeen af voor dat ambt worden opgeleid.
Een monarchie berust op de overtuiging, dat hoogheid van geboorte de beste waarborg is voor een goede uitoefening van het ambt van staatshoofd. Deze overtuiging heeft evenwel voor de Nederlandse monarchie een bijzondere vorm. Onafscheidelijk immers is het Huis van Oranje-Nassau met de historie van de Nederlandse Staat verweven.
De heer Van der Voet stelt dat politieke ambten worden verkregen na verkiezingen. Zo komen we volgens hem aan een minister-president. Ik teken hierbij aan dat een minister-president niet door een verkiezing wordt aangewezen. Hij wordt benoemd door de Koning ingevolge artikel 43 van de Grondwet en het hangt van de politieke verhoudingen af wie tot het ambt van minister-president wordt benoemd. Minister-presidenten zijn uit grote en kleine politieke partijen voortgekomen. Wel heeft de koning nog een belangrijke inbreng bij de benoeming van de minister-president, met wie hij wekelijks contact heeft.
Het is niet juist dat de koning slechts wetten mag ondertekenen die anderen hebben gemaakt. Volgens artikel 82 van de Grondwet kunnen voorstellen van wet slechts door of vanwege de Koning bij de Tweede Kamer worden ingediend. Volgens artikel 87 lid 1 van de Grondwet wordt een voorstel pas wet, zodra het door de Staten-Generaal is aangenomen en door de koning is bekrachtigd.
De bevoegdheid van de koning om wetsvoorstellen, die door de Staten-Generaal zijn aanvaard, niet te bekrachtigen, speelt vooral een rol bij voorstellen van wet die een gevolg zijn parlementair initiatief. Het sanctierecht van de koning draagt ten aanzien van die wetsvoorstellen mede een toezichthoudend karakter.
Het behoeft geen betoog dat er behoefte bestaat aan een toetsing van door de Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen door een van kabinet en parlement onafhankelijke instantie. Reeds jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman (CHU) heeft er destijds op gewezen dat de koning voor de uitoefening van hier bedoelde toetsingstaak juridische bijstand behoeft. Aangezien de koning reeds krachtens de Grondwet bevoegd en gehouden is die toetsing in de slotfase van het wetgevingsproces te verrichten, kan krachtens een wijziging van de Wet op de Raad van State een speciale onafhankelijke afdeling van de Raad van State worden gevormd, die de koning in de slotfase van het wetgevingsproces van juridisch advies dient omtrent de al of niet grondwettigheid van een door de Staten-Generaal aangenomen voorstel van wet. Concludeert die afdeling van de Raad van State met de koning, dat de desbetreffende wet in strijd is met de Grondwet, dan gaat de koning niet tot bekrachtiging daarvan over.
Formatie
Weliswaar spreekt onze Grondwet nergens over formatie van kabinetten, maar de functie van de kroon bij de kabinetsformatie vloeit voort uit de soevereine positie van het staatshoofd en uit diens recht om bewindspersonen te benoemen.
We zien dus dat het zich autonoom wanende volk via de politieke partijen in de bevoegdheden van de koning is getreden. Die situatie is allesbehalve democratisch, want door het ongrondwettige stelsel van bindende regeerakkoorden (volgens artikel 67, lid 3 van de Grondwet stemmen de Kamerleden zonder last) zijn kabinet en de regeringsfracties twee handen op één buik geworden.
Het is de vraag of de heer Van der Voet dit wel doorziet.
De auteur is deskundige op het gebied van het staatsrecht.