Rentmeester
„Maar Ik zeg u, dat van elk ijdel woord, hetwelk de mensen zullen gesproken hebben…” Mattheüs 12:36
Alle mensen zullen eenmaal rekenschap moeten afleggen. Dit is een gelijkenis, die ontleend is aan een rentmeester die rekenschap en bewijs moet doen van de aan hem toevertrouwde goederen en penningen. Zo zijn dan alle mensen rentmeesters van God. De een geeft Hij veel, de ander is minder toevertrouwd. Elk moet van zijn talent rekenschap geven, hoe hij het heeft besteed, goed of kwalijk, wat hij ermee heeft gewonnen, veel of weinig of niets.Hierover zal het zijn: Geef rekenschap van uw rentmeesterschap. Wanneer zal deze rekenschap gegeven worden, zult u vragen? In het laatste oordeel. Voor de rechtbank gaat het streng toe, zeker als er over leven en dood gevonnist wordt. Zo’n streng gericht brengt de jongste dag waar geen protesteren meer mogelijk is. Want daar zijn duizend getuigen in een geweten. Daarom wordt de staf gebroken en het vonnis onherroepelijk uitgesproken. Het vonnis is: Komt in, gij gezegende. Of: Gaat weg, gij vervloekte.
De zaak zelf waarover wordt geoordeeld, zijn gedachten, woorden en werken. Hier meldt de Heiland alleen woorden, want als zulke gesprekken niet tegen Gods Woord en het geweten aanlopen, zo zijn het geen zonden. Nochtans, vrolijke gesprekken moeten geheiligd zijn.
Coenraad Mel,predikant te Herszfeld
(”Bazuinen der eeuwigheid”, 1731)