Vrijheid
Vrijheid betekent: verlost van knellende banden. Ieder die de Duitse bezetting heeft meegemaakt, weet hoe weldadig het aanvoelde toen op 5 mei 1945 de Duitse capitulatie bekend werd. Eindelijk vrij.
Het is nu meer dan een halve eeuw geleden dat de nazi’s ons land verlieten. Zij die hebben gezucht onder het Duitse juk zijn grijs geworden. Er zijn inmiddels generaties die geen weet hebben van de stampende laarzen en het dreunen van kanonnen. En toch leeft ook bij hen een verlangen naar vrijheid.In de praktijk blijkt elke generatie een eigen invulling te geven aan het begrip. In de 5 meilezing die staatssecretaris Timmermans van Europese Zaken dinsdag hield, prees hij Nederland gelukkig omdat het heeft afgerekend met de verzuiling. Het leven in de zuil, zoals dat tot 1960 gangbaar was, hield mensen gevangen in een leefmilieu dat ze als verstikkend zouden hebben ervaren.
Afgezien van het feit dat er ook grote groepen mensen waren die zich heel gelukkig en veilig voelden binnen hun eigen kring, is de lading die de staatssecretaris nu aan het begrip ”vrijheid” geeft, gedateerd en eenzijdig. Gedateerd omdat met name in de jaren zestig een progressief maatschappelijke stroming streed voor het afwerpen van de banden van de verzuiling. Eenzijdig omdat vrijheid meer is dan het loskomen van maatschappelijke verbanden zoals de zuilen – als je al vindt dat die knellend zijn.
Als vervolg op de ontzuiling werd het begrip vrijheid synoniem voor afwezigheid van het gezag. Met name in de tweede helft van de jaren zestig en in de jaren zeventig was dit het belangrijkste speerpunt. In de jaren tachtig kreeg het begrip meer en meer de betekenis van zelfontplooiing. Als het ”ik” maar tot zijn recht kon komen, dan was je werkelijk vrij.
Van die ontwikkeling plukken we nu de wrange vruchten. Onze samenleving kreunt onder het ongebreidelde egoïsme. Er is een generatie opgestaan die nauwelijks rekening wil houden met de ander. Het is niet zonder reden dat SIRE een campagne voert om het onfatsoen in de samenleving te bestrijden.
Op allerlei niveaus wordt gewaarschuwd tegen het verlies van waarden en normen. De overheid roept burgers op meer rekening te houden met elkaar, vooral ook omdat we een land van minderheden zijn.
Dat laatste zal niemand kunnen of willen ontkennen. Maar toch is het multiculturele karakter van de samenleving niet de belangrijkste reden om te waarschuwen tegen onbeperkte vrijheid. De vrijheid van een mens waardoor hij goed tot zijn recht komt ligt, zoals de Joodse filosoof Martin Buber zegt, in de ontmoeting met de ander. Zodra de mens dat ijkpunt verliest, wordt hij een ongetemd, redeloos schepsel.
De moderne mens is geneigd vrijheid synoniem te verklaren met bandeloosheid. Ieder maakt voor zichzelf uit wat hij kan doen en laten. Daarom waarschuwde Dietrich Bonhoeffer in een van zijn brieven vanuit de cel waarin de Duitsers hem gevangen hielden: „De gehoorzaamheid bindt de vrijheid, de vrijheid adelt de gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid aan Gods gebod geeft de mens alle vrijheid.”