Ruim en breed zaaien, ook langs de openbare weg
Borden met Bijbelse teksten langs de weg. Wel of niet? Ds. A. van Vuuren vindt sommige kritiek erop onterecht.
In de rubriek Beeldenstorm (opiniepagina RD, 28-4) maakt Rudy Ligtenberg een aantal behartigenswaardige opmerkingen waar we onze winst mee kunnen doen. Hij doet een stevige poging enkele heilige huisjes, zeg maar ”borden”, omver te werpen. Hij trekt het nut van borden sterk in twijfel.Met hem vraag ik mij af of zulke methoden de meest vruchtbare zijn, maar hij zelf zal toch met mij moeten erkennen dat de vrucht, noch positief, noch negatief, voor ons meetbaar is. We zullen dus voorzichtig moeten zijn in ons oordeel. Temeer daar de profeet Habakuk eens de opdracht kreeg van de Heere om een bord langs de weg te plaatsen met daarop de woorden: De rechtvaardige zal door het geloof leven.
Verder, eenzelfde voorzichtigheid wordt van ons gevraagd als het gaat om het christelijk gehalte van hen die zo’n christelijk bord plaatsen. „Laten christenen, voordat ze hun mond opendoen en voordat ze een visje op hun auto plakken eerst nadenken over de vraag wat het werkelijk betekent om christen te zijn”, zo stelt de schrijver van het artikel. Dat suggereert dat het degenen die zo’n bord plaatsen daaraan ontbreekt. Het kan toch ook ”én én” bij deze christenen zijn?
Natuurlijk zijn we verantwoordelijk voor de manier waarop we ambassadeur zijn van Gods Koninkrijk. Een christen zal met tact en wijsheid hebben om te gaan met degenen die buiten zijn. We mogen niet vanuit de hoogte de wereld beleren. Trouwens, juist de persoonlijke beleving van de rechtvaardiging van de goddeloze snijdt al onze zelfverheffing bij de wortel af.
Ook het afwijzen van het plaatsen van borden langs de weg met een beroep op de gelijkenis van het zaad lijkt me zeer discutabel. Immers, het gaat in die gelijkenis niet over de methode, over de vraag of er wel in goede aarde gezaaid wordt. Welnee, er wordt ruim en breed uitgezaaid, met gulle hand, zonder te kijken of het wel goed valt. De grote Zaaier laat ons met deze gelijkenis zien dat de verantwoordelijkheid bij de hoorder ligt.
Natuurlijk zijn we er niet wanneer we het de wereld maar even aangezegd hebben.
Uit het door Ligtenberg geciteerde gedeelte van de brief aan Diognetus kunnen we inderdaad leren dat het gedrag van christenen het belangrijkst is. Maar het gevaar is dat we ons daar dan achter verschuilen en niet meer woordelijk voor de Heere en Zijn heerlijke dienst uitkomen (1 Petrus 3:15).
Vergis ik me als ik constateer dat het vrijmoedig getuigen in de wereld nou niet bepaald het sterkste punt is van ons als reformatorische christenen? En dat het tegenwoordig een christelijke deugd schijnt te zijn als je de ander niet belast met Bijbelse opvattingen? „Ik schaam mij het Evangelie van Christus niet”, schrijft Paulus.
Het oude gezegde luidt: Een christen herkent men aan zijn gewaad, gelaat, praat en daad. Daar hoort de praat dus ook bij! Woorden, op zijn pas gesproken, zijn als gouden appelen in zilveren schalen! Wat en rijkdom hebben we de wereld te bieden.
De auteur is hervormd predikant in Amstelveen.