Christelijk Weekblad / De Waarheidsvriend / Bewaar het Pand
Christelijk Weekblad
”Sluiten of doorstarten?” Dat was onlangs het thema van een conferentie in Apeldoorn. In het Christelijk Weekblad (nieuws- en opinieblad voor gelovig Nederland) is een deel van de lezing afgedrukt die de gereformeerd-vrijgemaakte hoogleraar prof. dr. M. te Velde hield. „In Nederland staan we er relatief nog gunstig voor.”„Hoe komen wij eigenlijk aan dat dichte netwerk van kerken in alle dorpen en steden, met dikwijls grote gebouwen op enkele honderden meters afstand van elkaar?
Daar zit een tijd van groei achter in een speciale fase van de Nederlandse geschiedenis (1880-1970). Het was een tijd van grote bevolkingsgroei, een hoog percentage christenen, de lage bouwkosten eerst en het hoge welvaartsniveau later die het mogelijk maakten het aantal wijkgemeenten, kerkgebouwen en kapellen explosief te vermeerderen.
Dat zo’n kerkenovervloed ook voor de 21e eeuw normaal is, kunnen we vergeten. Die is ook als we naar andere Europese landen kijken verre van vanzelfsprekend. In Nederland staan we er relatief nog gunstig voor.
Altijd zullen er bewegingen van groei en krimp blijven. Die krimp doet pijn. Maar in een wereld waar God regeert moeten kerken gewoon maar mee in de gang van de historie. Als er ergens een kerk sluit, gaat het geloven op een andere plek verder. Bovendien vinden er elders ook weer kerksplitsingen en gemeentestichtingen plaats. Laat er geen misverstand over bestaan: toegenomen ongeloof is heel erg. Maar ten aanzien van kerksluiting ligt dat genuanceerder.
Eenzelfde nuchterheid is ook nodig als het om de kleinheid van gemeenten gaat. Waarom is kleine omvang een probleem? Veel evangelische gemeenten overal in de wereld bestaan uit minder dan 100 leden. In de gereformeerde gezindte geldt dat voor 10 procent van de gemeenten. Die kleinheid wordt daar vaak als een probleem ervaren. Dat hangt samen met het heersende kerkconcept. Dat is vaak qua infrastructuur en cultuur te veel geënt op een grote gemeente, met een royale predikantsplaats, met een gebouw dat geen ‘draagbare tent’ meer is, maar een tempel voor een hele eeuw, met weinig verbinding met naastliggende gemeenten. Voor de fase van secularisatie en verschuivingen waarin wij nu leven is dat een moeilijk hanteerbaar model dat leidt tot diverse stremmingen. Het is goed als dat aan het licht komt. En ook dat er wordt nagedacht over alternatieven.”
De Waarheidsvriend
Met de samenlevingsvormen die er vandaag zijn, komen vooral volkskerkachtige gemeenten voor dilemma’s te staan. Worden kinderen die eruit voorkomen gedoopt? In de Waarheidsvriend (orgaan van de Gereformeerde Bond) gaat ds. A. J. Sonneveld uit Lopik hierop in.
„Op grond van bijbelse gegevens heeft de kerk altijd de volgende beleidslijn aangehouden: worden kinderen buiten een wettig huwelijk geboren, dan is de aansporing om zich zo spoedig mogelijk tot de huwelijkse staat te begeven. De kerk volgt hier de overheid in wat zij als huwelijk ziet.
Vraag is: wanneer de kerk het door de overheid gesloten huwelijk erkent en als uitgangspunt neemt voor haar beleid, hoe zit dat met geregistreerd partnerschap nu? Moet je in dit geval ook die vorm accepteren, al dan niet na onderwijs in de bijbelse principes voor het samenleven tussen man en vrouw?
Hier ligt een zorgpunt. Het mooiste zou zijn wanneer de kerken een duidelijk beleid zouden formuleren over wat zij als huwelijk erkennen. Probleem hierbij is dat we het alleen al binnen onze eigen kerk niet eens kunnen worden over welke relaties wel en niet geoorloofd zijn. Dit is jammer, want het verzwakt ons getuigenis. Het zou de kerk sieren wanneer zij de overheid zou durven aanspreken op de manco’s in de wetgeving aangaande het huwelijk.
Mij dunkt dat we niet moeten schromen de richtlijnen van de Schriften duidelijk te proclameren, ook wanneer het verzoek tot de doop van een kindje tot ons komt dat niet in een huwelijkse relatie is geboren. (…)
Het is goed wanneer de kerk het huwelijk zoals ons Burgerlijk Wetboek dat noemt als uitgangspunt neemt. Zodra je als kerk de wettelijke regels loslaat kom je in aanraking met allerlei voetangels en klemmen, waarbij iedere kerkelijke gemeente doet wat goed is in eigen oog. Dat we zo’n richterentijdperk in onze maatschappij hebben is erg; dat zoiets in de kerk gaat ontstaan is nog erger.
De erkenning van het burgerlijk gesloten huwelijk is een goed uitgangspunt voor bijbels onderwijs in dezen. Hoewel we dit burgerlijke van het huwelijk niet direct in de Bijbel lezen, geeft de Heilige Schrift wel duidelijk aan dat het huwelijk een publiekelijke en een rechtelijke aangelegenheid is. De gemeenschap is erbij betrokken. Het huwelijk is geen onderonsje.
Samenwonen of geregistreerd partnerschap komt inmiddels veel voor. Het is verstandig hierbij onderscheid te maken tussen hen die kerkelijk opgevoed zijn en met de gemeente meeleven en hen die van buiten de gemeente komen. De eerstgenoemden weten hoe de kerk het huwelijk hoog acht, de laatstgenoemden zijn vaak gaan samenwonen uit gebrek aan bijbelse kennis over het unieke en het mooie van het huwelijk. Je zou hier kunnen spreken over dwaling. Het Oude Testament kent hiervoor een speciaal woord, dat we het beste kunnen weergeven met ”vergissing”. Niet dat de zonde van vergissing goedgepraat kan worden. Geenszins. De zonde van dwaling of vergissing peilt de diepte van de zonde: je bent zó zondaar dat je zonder na te denken al zondigt. Wel leert dit onderscheid ons dat we voorzichtig hebben te zijn in het oordeel, want ieder zondigt onbewust. Bijzonder is nu dat de HEERE ons onze zonden bewust maakt. Hij roept ons op te gaan in het spoor van Zijn geboden. Tot deze geboden behoort het huwelijk. Wanneer samenwonenden het bijbels onderricht over het huwelijk horen, mogen ze zich (laten) verrassen door Gods heil, juist ook zoals de HEERE dat in relaties wil uitwerken.”
Bewaar het Pand
Het is erg als preken slechts ”spreken over” is, schrijft de christelijke gereformeerde emeritus predikant ds. M. C. Tanis in het blad Bewaar het Pand (uitgave tot bevordering van de handhaving der oude Gereformeerde Beginselen), naar aanleiding van 2 Timotheüs 1-4.
„Het is erg wanneer preken slechts spreken over is. Het kan voorkomen. Het Woord van de Heere wijst erop. Prof. v.d. Schuit zei eens: het is erg als we aan de woorden van de zaken genoeg hebben en niet staan naar het kennen van de zaken der woorden. Het trof me bijzonder! Tijdens het bezoek van ds. Bakker van Driebergen in het ziekenhuis zei hij tegen mij: Maarten, wat ik bepreekt heb daar ben ik door Gods genade geen vreemdeling van. Dit werd onderstreept tijdens het laatste bezoek bij hem kort voor zijn sterven. Zalig zijn de doden die in de Heere sterven (Opb. 14:13). Zo was er ook een eenheid van beleving tussen Paulus en Timotheüs en werd hun beider einde vrede. Prijzend de Vader als Uitdenker van de zaligheid, de Zoon als Verdiener van de zaligheid en de Heilige Geest als Toepasser van de zaligheid. Het prijzen van de Heere is het gevolg van het kennen van de Heere. Het kennen van de Heere leidt tot een eeuwig prijzen van de Heere.”