Cultuur & boeken

Worstelaar langs de Lek

Hij is bezig aan zijn 27e boek, richtte een vijftal bedrijven op, adviseert nog vijf andere, maakte honderden (zaken)reizen, verkocht duizenden kilo’s kaas en miljoenen nootjes. Veelzijdigheid kan Jan W. Klijn niet worden ontzegd. „Ik lijk een opgewekt mens, maar ten diepste ben ik een worstelaar.”

Gijsbert Wolvers
1 May 2009 12:04Gewijzigd op 14 November 2020 07:50
Jan Klijn met zijn vrouw Ali in de chic gemeubileerde woonkamer, met uitzicht op de Lek. „Mijn levensschip ligt voor anker. Het gaat naar het einde toe.” Foto RD, Anton Dommerholt
Jan Klijn met zijn vrouw Ali in de chic gemeubileerde woonkamer, met uitzicht op de Lek. „Mijn levensschip ligt voor anker. Het gaat naar het einde toe.” Foto RD, Anton Dommerholt

„Ik heb er al een paar uur schrijven op zitten”, zegt Klijn (68) als hij met vaart plaatsneemt in zijn zetel voor het raam. „Ik zat om halfacht achter m’n computer. ’k Ben bezig aan m’n 27e boek.”Klijns bungalow, Voor Anker, staat op het mooiste plekje van een laan met soortgelijke huizen, buitendijks in Groot-Ammers. Het uitzicht op de Lek is fenomenaal, de ruime kamers van de woning zijn chic gemeubileerd.

De bungalow staat in schril contrast met Klijns eenvoudige afkomst. „Ik ben het vierde kind uit een arm, oud gereformeerd gezin in Giessendam. Mijn vader was hoepelmaker. Tot mijn 19e heb ik mijn hele inkomen afgedragen aan mijn ouders. Ik vond dat heel normaal en dat was het ook. Zo kon ik bijdragen aan het gezinsinkomen.”

Na het voorgezet lager onderwijs gaat Jan op zijn 14e aan de slag bij een groentehandel. „Ik zag destijds een mooie auto staan. „Zo’n auto ga ik later ook rijden”, zei ik. De baas lachte me vierkant uit.”

Hij bladert in het boek dat hij als directeur van notenhandel Klijn gebruikte bij presentaties aan buitenlandse zakenconnecties. Achter in het boek staat een foto van een jonge Jan Klijn op een grote Amerikaanse auto, een Lincoln, met zijn bedrijf op de achtergrond. „Dat deed het goed bij klanten. Als ze zien dat je je dat kunt veroorloven, weten ze dat je je zaken goed hebt aangepakt.”

Markthandelaar
Op zijn 22e start Klijn zijn eigen bedrijf. Met een startkapitaal van 800 gulden begint hij als markthandelaar in boter, kaas en eieren. In 1970 pakt Klijn –inmiddels getrouwd met Ali Slagboom– er pinda’s, noten en zuidvruchten bij.

Twee jaar later begint hij aan zijn wereldwijde reizen, met als doel noten en zuidvruchten te importeren. „Ik plande dat altijd strak in. Ik wilde nooit meer dan twee weekenden weg zijn van mijn vrouw en kinderen – we hebben er zes gekregen, drie jongens en drie meisjes.”

Klijn vertelt graag over z’n reizen. Over de hardheid van Japanse zakenlieden. Over een bizar ontstane deal in Saudi-Arabië. Over een Braziliaanse boer met wie hij geen zaken wilde doen. „Ik zocht altijd de producenten op. De pindahandel in Brazilië was in handen van Japanners. Met degene met wie ik een contract had, bezocht ik de boeren die mij de pinda’s zouden leveren. We kwamen er bij een die ik bijna niet kon zien zitten vanwege de stapels paperassen op zijn bureau. „Wat er ook gebeurt”, zei ik tegen de Japanse exporteur, „van die man wil ik geen pinda’s. Iemand die zijn papieren niet in orde heeft, kan ook niet de vereiste kwaliteitsdocumenten overleggen.”

Wat voor hem de hoogtepunten op zijn reizen zijn? Klijn gaat verzitten. „Ik heb zo veel beleefd. In het buitenland probeerde ik ’s zondags altijd naar een kerk te gaan. Dat lukte overal, behalve in Saudi-Arabië en Turkije. In het Amazonegebied in Noord-Brazilië kwam ik voor de derde keer bij een baptistenpredikant. Hij zei: „Jan, dat treft, ik heb vanmorgen een doopdienst in de rivier; je kunt je meteen laten dopen.” Maar dat deed ik natuurlijk niet. Waarom niet? Ik ben toch al gedoopt?”

Klijn(e) grensoverschrijding
Klijn verhaalt al vanaf 1974 over zijn reiservaringen. In dat jaar start de rubriek ”Klijn(e) grensoverschrijdingen” in het christelijke gezinsblad De Schakel. Deze rubriek met reisverhalen kreeg later een plek in de GezinsGids. „Wacht even.” Hij veert op uit zijn stoel en rent bijna naar z’n werkkamer. Even later komt hij terug, een ordner met de reisverhalen onder de arm. Hij toont er enkele. „Ik schreef die altijd tussendoor. Kijk, dit is Frank uit Taiwan. Hij was een van de contactpersonen in het buitenland die ik in dienst had. Zij konden mij inseinen als er iets misging. Op een keer ging Frank zich tijdens een etentje te buiten aan alcohol. Ik heb de volgende morgen meteen definitief afscheid van hem genomen.”

Hij bladert verder. „Deze ”grensoverschrijding” gaat over Saudi-Arabië. En deze over Zuid-Amerika. Dat ik vast kwam te zitten in een toilet en via het bovenraampje eruit ben geklommen. Natuurlijk overdrijf je dan een beetje. Ik ben toen wel wat vuil geworden, maar niet zo erg als er stond.”

Dat is ook de kritiek van recensenten van uw boeken, dat u feit en fictie te veel vermengt.
„Prachtig toch? Dat vind ik mooi. Kijk, de hoofdlijn van mijn verhaal klopt. Voor mijn 25e boek, ”Oorlogstijd langs de Lek”, heb ik veel naslagwerk geraadpleegd en zó’n stapel prints van Wikipedia gehaald.” De auteur duidt met zijn handen 20 centimeter aan. „Mijn verhalen moeten kloppen. Ik lees me altijd goed in en ik check de feiten. Maar bepaalde details moet ik erbij kunnen fantaseren.”

Wat doet kritiek op uw boeken u?
„Zo lang de kritiek reëel is, vind ik dat prima. Maar men moet niet op kleine dingetjes gaan letten. Ik ben een man die altijd vooruit plant, die altijd bezig is. Als ik bepaalde fouten maak, vind ik het uitstekend als ik daarop word gewezen. Dat is in eerste instantie de taak van de redacteur bij mijn uitgever. Recensenten mogen dat ook doen, als het maar niet kleinzielig of zuur wordt. Het gaat mij om de grote lijn van het verhaal.”

Klijn veert weer op en toont zijn ruime studeerkamer. Met enige trots laat hij de stille getuigen van een vruchtbaar leven zien: een paar planken vol zelfgeschreven boeken, de laptop op het bureau en een grote plank met ordners vol documentatie van de bedrijven die Klijn nog adviseert en artikelen van vroeger. „Kijk, hier heb je nog mijn interview met oud-secretaris-generaal van de NAVO Luns in De Schakel, ik vond die man geweldig.”

Hij neemt een boek over een Zuid-Afrikaanse theologiehoogleraar mee terug naar de woonkamer. „Dat gaat over Koos van Rooy, een vriend van me. Hij is de achterkleinzoon van een Brabantse jongen die rond 1850 protestant werd en het huis werd uitgegooid. Hij trouwde in Brussel en vertrok naar Zuid-Afrika. Over hem en over Koos heb ik een boek geschreven.”

Klijn schrijft vaker over vrienden. Zo schreef hij een boek over Martin Mans, voor wie hij vier tournees in Zuid-Afrika organiseerde.

Schrijversjubileum
In februari beleefde Klijn zijn schrijversjubileum: zijn 25e boek kwam uit. De streekroman ”Oorlogstijd langs de Lek” is deel 1 van een tweeluik over ds. T. H. Oostenbrug uit Groot-Ammers, die tijdens de Tweede Wereldoorlog het verzet in het dijkdorp leidde. Klijn toont met een groot fotoboek de aandacht die zijn uitgeverij eraan besteedde. „Ik ben geen topschrijver, zo eerlijk moet je zijn. Maar de eerste druk van 3500 exemplaren is bijna uitverkocht. En het loopt nog steeds. Zolang ik mensen kan plezieren met mijn schrijfsels, wil ik ze blijven produceren. Als ze niet meer worden verkocht, stop ik.”

Door welke schrijver laat u zich inspireren?
„Elke goede schrijver inspireert me. Ik lees veel. Ik geniet van een boek als ”In Europa” van Geert Mak. Dan let ik niet alleen op de inhoud, maar ook op de manier waarop hij het opschrijft. Als ik een boek schrijf, dan worstel ik daarmee. Ik herschrijf het wel vijf of zes keer. Met mijn vrouw bespreek ik de voortgang van het verhaal. Ik laat het een neerlandicus lezen en ik krijg commentaar terug van de redacteur.”

Bent u zo’n worstelaar?
„Nou en of. Ik worstel om een goede gezondheid te houden, ik sport vijf uur per week. Ik worstel om de orgelzaak waarvan ik mede-eigenaar ben, Joh. de Heer in Sliedrecht, goed te laten draaien. Ik worstel elke dag om beter orgel en piano te leren spelen. Dat is voor een ander niet altijd zichtbaar. Ik heb een opgewekt karakter. Dat wil niet zeggen dat er geen problemen zijn. Mijn levensschip ligt voor anker. Het gaat naar het einde toe.”

Bedachtzaam: „Ik vind het in mijn boeken altijd moeilijk om het sterven van personen te beschrijven. Het graf is luguber. Ik mag dan als uit de klei getrokken jongen het niet slecht hebben gedaan; als de dood komt is dat niets meer waard. Anderhalf jaar geleden had ik een ernstige longontsteking. Ik dacht daaraan te zullen overlijden. Dan worden aardse zaken onbelangrijk. Geestelijk gezien was het een goed tijd. Als ik nu aan mijn sterven denk, grijp ik daar nog wel eens op terug. Dan worstel ik om zekerheid om te kunnen sterven.”

Mede n.a.v. ”Oorlogstijd langs de Lek”, door Jan W. Klijn; uitg. Kok, Kampen, 2009; ISBN 978 90 5977 366 0; 255 blz.; 13,95.
janwklijn.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer