Onderwijsvrijheid
Minister Plasterk van Onderwijs begrijpt niets van de ophef die er is ontstaan vanwege de brief over het homobeleid die hij deze week aan de scholen stuurde. Hij heeft alleen maar het bestaande beleid opgeschreven.
In zijn brief stelt de minister dat scholen die in hun grondslag opnemen dat het ongehuwd samenwonen of het hebben van een homoseksuele relatie niet past binnen de opvattingen van de school, buiten hun boekje gaan. Zij maken volgens Plasterk een onwettig onderscheid.In zekere zin heeft de minister gelijk als hij zegt het bestaande beleid aan papier te hebben toevertrouwd. Dat blijkt uit het advies dat de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) enkele weken naar hem heeft gezonden en dat gisteren openbaar werd. Ook de CGB wijst erop dat een school niet uitsluitend vanwege de homoseksuele levenswijze een leerkracht mag afwijzen. Er kunnen volgens de CGB wel bijkomende omstandigheden zijn die maken dat een homoseksuele leerkracht op een bepaalde school niet kan functioneren.
Dat is conform de afspraken die in 1994 bij wijze van compromis zijn gemaakt: een school mocht iemand niet afwijzen vanwege het enkele feit dat hij homoseksueel is maar er kunnen wel andere, bijkomende, redenen zijn waarom hij toch niet benoemd wordt.
Het gaat er bij zulke kwesties echter niet alleen om wat er wel staat, maar ook wat er niet staat. De minister verzwijgt de genoemde bijkomende omstandigheden, waardoor scholen in de praktijk ruimte hebben voor een eigen benoemingsbeleid.
Dat is veelzeggend. Het sluit enerzijds aan bij het advies van de CGB. Daarin wordt weliswaar nog wel gesproken over de bijkomende omstandigheden, maar de commissie dringt erop aan deze in de Algemene wet gelijke behandeling strikter te omschrijven. Nu zou deze wet de scholen te veel vrijheid geven.
Dat advies van de CGB spoort met de visie van Eurocommissaris Spidla, die het Nederlands beleid te ruim vindt. En het advies sluit ook aan, dat is geen geheim, bij de persoonlijke mening van minister Plasterk. Juist daarom is het veelzeggend dat hij in zijn brief wel wijst op hetgeen het bijzonder onderwijs niet mag doen, maar niet spreekt over de ruimte die het tot nog toe gegund wordt. Bovendien is het opvallend dat hij een brief met deze strekking schrijft kort voordat het advies van de Raad van State over dit onderwerp valt te verwachten. Die timing is opvallend.
Christelijke partijen hebben gisteren terecht verontrust en ontstemd gereageerd op de brief van Plasterk. Feit is wel dat de minister dit schrijven heeft doen uitgaan namens het kabinet. Dat betekent strikt genomen dat het CDA en de CU als coalitiepartners hiervoor medeverantwoordelijk zijn. Dat kan niet waar zijn. Daarom is het van tweeën een: of zij zorgen ervoor dat Plasterk wordt teruggefloten, of dat ze op deze wijze niet medeverantwoordelijk willen zijn voor zijn homobeleid. Dat laatste is een hoge prijs, want dat betekent feitelijk een breuk in het kabinet. Het gaat hier echter over een fundamentele kwestie die hen een hoge prijs waard moet zijn. De onderwijsvrijheid staat op het spel.