Wij zullen in het kort overdenken hoe grote heerlijkheid al Gods kinderen met Asaf van de goedgunstigheden van Israëls God hebben te wachten, in dit en in het toekomende leven. Wat moeten wij dan verheven opzien naar Gods erfdeel. In dit leven worden zij geleid door de trouwe raad van een teder liefhebbend God. En na dit leven, wanneer ze de raad van God hebben uitgediend, worden zij in de zalige heerlijkheid opgenomen, om dan altijd bij de Heere te zijn.In het bijzonder is dit groot wanneer we de tegenstelling zien met de allerongelukkigste jammerstaat van de voorspoedig levende goddelozen in dit leven. Ze staan op gladde plaatsen, misleid door de duivel, de wereld en hun vlees. Ze zijn van God verlaten en als Hij zal opwaken, zal Hij hun beeld verachten. Ik verzeker u, ongelukkige zondaar, dat u zou sidderen indien u op dit ogenblik in waarheid kon zien dat u geleid wordt, door de begeerlijkheid van deze wereld en de satan, tot de plaats waar wening is en knersing der tanden.

Och, of uw hoofd water was en uw ogen een springader van tranen, u zou wenen over deze uwe ellende. U zou uw hart en kleren scheuren en uitroepen: Wat heb ik gedaan en wat zal ik nu doen? Och, of u door de ontfermende liefde van God mocht bewogen worden om het niet meer in de wereld te zoeken.

Joh. Arxhouck, predikant te Veere (Het einde der rechtvaardigen en der godlozen, 1749)