Politiek gegoochel met cijfers zorgt voor verwarring
De PvdA wil de komende vier jaar zo’n 3,5 miljard euro bezuinigen om de overheidsfinanciën te saneren. Ze zegt daarmee uit te komen op een begrotingsoverschot van 0,3 procent in 2007. De VVD bezuinigt meer dan het dubbele van dat bedrag en komt uit op een vergelijkbaar begrotingsoverschot over vier jaar. Hoe is dat mogelijk?
Zelf doen de politieke partijen weinig moeite om duidelijkheid te verschaffen. Ze waren de afgelopen dagen vooral bezig elkaar de les te lezen. CDA en VVD beschuldigden de PvdA en de andere linkse partijen van gebrek aan financiële degelijkheid en zelfs van ’gegoochel met cijfers’.
„Met het PvdA-programma ontstaat in 2007 helemaal geen overschot, maar juist een financieringstekort van 0,7 procent”, sneerde VVD-leider Zalm dinsdagavond. Maar de financieel-specialisten van PvdA en GroenLinks, Crone en Vendrik, betogen dat hun aanpak net zo verantwoord is als die van VVD en CDA.
Bij voorgaande verkiezingen deed een dergelijke spraakverwarring zich niet voor. Alle partijen lieten toen immers hun programma’s doorrekenen door het Centraal Planbureau (CPB), de officiële rekenmeesters van de overheid. Doordat de vervroegde verkiezingen van 22 januari zo onverwacht kwamen, heeft het CPB deze keer geen tijd meer voor die scheidsrechtersrol.
Maar directeur H. Don van het CPB is wel bereid om uit te leggen hoe de verschillen tussen de verkiezingsprogramma’s te verklaren zijn. CDA en VVD baseren zich op de feitelijke ontwikkelingen in de economie. Omdat de voorgenomen ingrepen in de WAO pas op langere termijn leiden tot een hogere economische groei, duurt het een hele tijd voor het financieringstekort is weggewerkt. CDA en VVD moeten dus fors bezuinigen om in 2007 op een begrotingsoverschot uit te komen.
GroenLinks en sinds kort ook PvdA en D66 baseren zich op de ’structurele methode’. Ze bekijken de gemiddelde economische ontwikkeling over een groot aantal jaren, en laten conjuncturele toppen en dalen buiten beschouwing. Dat betekent dat ze in goede tijden minder meevallers zullen hebben, maar ook dat er in slechte tijden niet zo fors bezuinigd hoeft te worden.
Volgens Don hebben beide methoden hun waarde. „De feitelijke methode laat zien wat het echte tekort is en wat je staatsschuld en rentelasten zullen zijn. Maar de langere termijn is ook een interessante maatstaf. De structurele methode geeft aan wat er onderliggend aan de hand is en welke situatie je nalaat voor een volgend kabinet. Maar er kunnen inderdaad ook pragmatische argumenten zijn om voor de structurele methode te kiezen, omdat je dan in de huidige omstandigheden minder hoeft te bezuinigen.”
Omgekeerd bestaat het gevaar dat partijen die de structurele methode hanteren bij een economische opleving plotseling zullen overstappen op de feitelijke, omdat er dan meevallers uitgegeven kunnen worden. PvdA-leider Bos heeft de kiezers al bezworen dat zijn partij in die situatie „geen slappe knieën zal krijgen.”
Het CPB hanteert sinds anderhalf jaar in zijn doorrekeningen en rapportten beide methoden. Volgens Don zou het praktischer zijn als de politieke partijen dat ook zouden doen. „Het is handig als iedereen van dezelfde feiten uitgaat. Het is geen onzin om voor de structurele methode te kiezen, maar je moet de feitelijke ook niet uit het oog verliezen.”
Don wil zich voor het overige niet mengen in de politieke discussie van dit moment. „Ik heb nog niet eens alle verkiezingsprogramma’s gezien. Aan een halve analyse van mij heeft niemand wat.”