„Zwaar beroep niet direct uitzonderen in AOW–plan"
DEN HAAG (ANP) – Minister Donner (Sociale Zaken) voelt er weinig voor om mensen met zware beroepen op voorhand te ontzien in de kabinetsplannen om de AOW–leeftijd van 65 naar 67 jaar te verhogen. Volgens hem moet eerst geprobeerd worden om mensen met zwaar werk, tijdig te laten wisselen van baan. Dat heeft de CDA–bewindsman vrijdag duidelijk gemaakt tijdens de jaarlijkse Netspar–lezingen in Den Haag.
Volgens Donner is het lastig om te bepalen wat een zwaar beroep is. „Een groot deel van de Nederlanders is van mening dat zij een zwaar beroep hebben; met name op vrijdagmiddag. Zonder de problematiek van zware beroepen te miskennen, is de eerste oplossing daarvoor niet het eerder ophouden met werken, maar het eerder wisselen van werkzaamheden", aldus de minister.Als vervolgens blijkt dat voor bepaalde beroepen uitzonderingen nodig zijn, wil hij daar wel aan meewerken. Binnen de coalitie is ook afgesproken dat met het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd rekening wordt gehouden met zware beroepen.
Donner benadrukte dat het investeren in omscholing en bijscholing van ouder personeel net zo belangrijk is als bij jongere werknemers. „In de praktijk valt de belangstelling daarvoor bij zowel werkgevers als werknemers weg bij werknemers die ouder dan vijftig jaar zijn. Het beeld daarvan is dat zij toch al gauw zullen stoppen met werken, zodat investeren in omscholen of bijscholen minder zinvol is. Bij een gemiddelde duur van een baan van zeven jaar, heeft iemand van vijftig nog potentieel twee banen te gaan".
Door de economische crisis is het volgens de bewindsman extra lastig voor oudere werklozen om werk te vinden en hebben mensen liever een „Zwitserleven–gevoel" in het vooruitzicht dan langer doorwerken. Maar door de voortgaande vergrijzing wordt een cultuuromslag op de arbeidsmarkt „dwingender dan ooit", meent hij.
Donner waarschuwde dat vanaf volgend jaar de beroepsbevolking gaat dalen, terwijl het aantal 65–plussers met ongeveer twee miljoen toeneemt. Gevolg is dat in 2040 ruim een kwart van de bevolking ouder is dan 65. Nu is dat nog 15 procent. Het aantal 65–plussers zal dan ongeveer gelijk zijn aan de helft van de beroepsbevolking. Dan zijn er nog twee werkende premiebetalers voor iedere gepensioneerde, tegen vier nu.