Kerk & religie

„Minder pretenties dan voorheen”

Predikantzijn anno 2003. Het betekent voor ds. B. Oosterbroek dat hij zich „steeds meer uitlegger van het blijde Woord” voelt. „Dat is het verhaal van God dat oplicht in het Evangelie, dat ook op catechisatie verteld wordt”, omschrijft de jubilerende vijftigjarige Apeldoornse predikant voorzichtig. Het is deze week een kwarteeuw geleden dat hij predikant werd.

S. C. Bax
8 January 2003 10:06Gewijzigd op 14 November 2020 00:03
APELDOORN - Ds. Oosterbroek kocht in Zuid-Amerika een schilderij dat speciaal voor hem werd vervaardigd. Voor hem is het een soort levensdevies: „Het volk van God mag de reis beginnen, na het doortrekken van de doodsrivier de Schelfzee. ”Ruwe stormen moge
APELDOORN - Ds. Oosterbroek kocht in Zuid-Amerika een schilderij dat speciaal voor hem werd vervaardigd. Voor hem is het een soort levensdevies: „Het volk van God mag de reis beginnen, na het doortrekken van de doodsrivier de Schelfzee. ”Ruwe stormen moge

„Als jongen wilde ik de zending in”, vertelt de predikant als hij terugkijkt. „Ik had grote idealen. Maar zending bedrijven kan hier in Nederland ook.” Hij geniet een moment van een klein sigaartje, kijkt de opkringelende rook na, en vervolgt bedachtzaam: „Minder pretentieus dan vroeger ben ik geworden. Veel van dat hoogdravende moeten is verdwenen.” Toch brak het predikantswerk hem op, vlak voor de jaarwisseling. Hij is nu enkele weken niet actief. De viering van het jubileum laat daarom even op zich wachten.

Wie geen onbekende is in christelijke gereformeerde kring, weet dat een predikant die zowel deputaat Adma (algemene diaconale en maatschappelijke aangelegenheden) als bestuurslid van het CGJO (Christelijke Gereformeerde Jongeren Organisatie) is, vaak niet tot de behoudende flank van de kerken behoort.

Ds. Oosterbroek beseft het. „Mijn periode bij Adma behoort tot een ver verleden. Mijn deelname aan het CGJO zit er inmiddels op.” Het ontstaan van het LCJ, de behoudende tegenhanger van het CGJO, heeft volgens hem te maken met „het feit dat de kerkelijke verdeeldheid over de rug van de jeugd is uitgevochten. In de kerken durven wij het gesprek niet aan. Deputaten kerkjeugd zitten daarom altijd in een lastig parket.”

De predikant ziet sinds de grote instroom in de jaren zestig van de synodaal gereformeerden de vleugels binnen de CGK uit elkaar groeien. „Natuurlijk zijn wij altijd al hotelkerk geweest. In mijn gemeente, die van Apeldoorn-Zuid, zie je iets van die pluriformiteit terug. Mensen stroomden binnen uit allerlei hoeken. Daar zijn ook onkerkelijken bij. Juist dan ervaar je wat het betekent christelijk gereformeerd te zijn.”

Deze opmerking brengt bij de vraag welke kleur zijn gemeente heeft. „Wij willen gereformeerd zijn door steeds te reformeren. Het accent ligt op de plaatselijke ontwikkeling. Onze gemeente telt enerzijds meer ouderen, maar kent ook veel jongeren. Deels kalven we af. Daarom hebben wij gekozen voor het zingen van liedboek- en -op bijzondere dagen- opwekkingsliederen. Wij gebruiken dat niet zozeer als redmiddel om jongeren erbij te houden. We doen het omdat we meer in de werkelijkheid van vandaag willen staan.”

De gemeente van Apeldoorn-Zuid, die hij alweer twaalf jaar dient, is mede ontstaan vanuit het evangelisatiewerk van theologische studenten. „Vanaf het begin kennen we welkomstdiensten met een eigen liturgische invulling. We hebben steeds eigen keuzen gemaakt.”

De jubilaris groeide op in Breda, waar in zijn jonge jaren altijd rond de veertig mensen in de christelijke gereformeerde kerk bijeenkwamen. „Er werd altijd preek gelezen. Ik heb er de liefde en de trouw voor onze kerken geleerd. Maar jeugdwerk of verenigingsleven was er niet. Ds. C. van der Zaal preekte er wel eens. Geweldig.”

Tijdens zijn vroege tienerjaren verhuisde het gezin naar Utrecht-Centrum. „Daar stond toen de latere hoogleraar ds. W. van ’t Spijker. Student Arie van de Weerd, later predikant in Dordrecht, gaf er leiding aan de knapenvereniging. Grandioos was dat.”

Toen Bas Oosterbroek nog in Breda woonde, wilde hij eigenlijk al zendeling worden. „In Utrecht kwam zendeling A. Bikker preken. Die had dan een bandrecorder bij zich en na de dienst mochten we blijven. Dan hoorden we psalmgezang uit Torajaland.”

Ook ds. H. Toorman maakte een onuitwisbare indruk op de middelbare scholier. „Ik zie die man nog staan in het uniform van legerpredikant. Hij stond in gewonemensentaal te preken. Met van die mooie voorbeelden. Die man heeft later vernieuwend gewerkt op exegetisch gebied.”

Met ds. Van ’t Spijker sprak hij over de roeping tot het ambt. „Hij zei dat als ik het verstand ervoor had, ik best mocht overwegen theologie te gaan studeren.” Zijn propedeuse deed Oosterbroek in Utrecht. „Het werd daardoor een hele dobber tijdens het admissie-examen voor Apeldoorn. Met name ds. J. H. Velema legde me het vuur na aan de schenen, daagde me als het ware uit over mijn kerkkeuze. Maar toen ik uitlegde dat ik christelijk gereformeerd gedoopt was en dat ik geloofde dat God daar een bedoeling mee had, dat ik er belijdenis had gedaan en dat ik liefde voor die kerken had, brak het ijs en werd ik aangenomen.

Op de Apeldoornse universiteit kwamen we als studenten in aanraking met de tweespalt in onze kerken. Er was een Barth- en een Calvijn-kring. Zat je op de ene, dan was je verdacht bij de andere. Ons groepje koos niet en meed beide kringen. Dus werd je als kleurloos beschouwd.”

Zijn eerste gemeente werd Haamstede. Daar ging hij in 1978 heen. Na vier jaar verhuisde het gezin naar Arapoti (Brazilië). „Ds. B. Witzier behartigde de belangen van de Igreja Evangélica Reformada no Brasil. Dat is een zusterkerk. Collega Witzier kwam me eens polsen. Een gesprek tussen Truus Witzier en mijn vrouw Hanneke zou een grote rol gaan spelen. Na de zomervakantie lag er opeens dat beroep. We leerden in Zuid-Amerika Portugees.”

Enig heimwee naar die tijd klinkt door. „Ik leerde daar wat de betekenis van het leven met God is. We zagen dat mensen afgebroken werden en troost vonden, dat ze wisten van veroordeling en genade.” Toen het contract afgelopen was, ging het gezin terug naar Nederland. Deputaten eenheid gaven het advies hem weer beroepbaar te stellen.

In de hervormde pastorie van confessioneel Baambrugge vonden ze tijdelijk onderdak. Het zou ruim een halfjaar duren voor er beroepen kwamen. „Ik had zo hervormd predikant kunnen worden, maar wilde dat niet.”

Komt ds. Oosterbroek nog wel eens een onbekeerd mens tegen? De predikant denkt diep na: „Moeilijk, moeilijk. Veel mensen in onze kerk komen uit de wereld, ontmoeten God hier. Maar de vraag naar bekering leeft niet zozeer. Een minimaal deel van de gemeente gaat niet aan het avondmaal. De vraag hier is veelmeer hóé je een kind van God bent. Hoe leven we met Hem? Hoe vullen we de leegte in ons hart? Theologisch gezien leeft hier de vraag naar de heiligmaking het sterkst.”

Ds. Oosterbroek zegt begaan te zijn met de worsteling van jongelui in deze tijd van religiositeit. „Het breekt vaak stuk op het unieke van Jezus Christus. Zij en wij moeten leren dat het goed is nabij God te zijn. Met alle andere religiositeit staan ze nog steeds in de kou.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer