„Atheïsmebord langs snelweg nodeloos kwetsend”
Het atheïsmebord langs de A4 bij Schiphol is „nodeloos kwetsend” voor christenen. Dat betoogde docent H. van Grol van het Van Lodensteincollege in Amersfoort dinsdag bij de Reclame Code Commissie in Amsterdam.
Samen met drie leerlingen van een vwo 2-klas lichtte de leraar Nederlands en culturele en kunstzinnige vorming (ckv) zijn klacht bij de Reclame Code Commissie toe. De klas wil dat de commissie het bord met de tekst ”Er is waarschijnlijk geen God. Durf zelf te denken en geniet van dit leven!” in de ban doet.De initiatiefnemer achter het billboard bij Schiphol, de atheïst Floris van den Berg, was dinsdag niet bij de zitting. Commissievoorzitter mr. M. E. Leijten sprak daar haar teleurstelling over uit. „Zo ontstaat geen dialoog.”
Van den Berg gaat deze week op het Van Lodensteincollege wel in een besloten zitting in gesprek over het bord. De man is verbonden aan het Center For Inquiry Low Countries (CFI), een atheïstische organisatie.
Van Grol en zijn leerlingen vinden de tekst op het billboard nodeloos kwetsend, omdat Gods bestaan „wordt ontkend, terwijl je oprecht gelooft en ervaart dat God er wel degelijk is.”
De docent zei „absoluut” niet te willen oproepen tot censuur. „Natuurlijk mag je het met een ander oneens zijn. Als iemand vindt dat het zwembad op zondag dicht moet op grond van Bijbelse opvattingen, mag een ander het daarmee oneens zijn.”
Wel zijn er in de optiek van de leraar en zijn klas grenzen aan wat er gezegd mag worden. Hij maakt een onderscheid tussen kritiek op „religieuze standpunten” en kritiek op „de religieuze mens.”
Van Grol: „Het is volgens ons niet zo dat in een open samenleving alles bekritiseerd mag worden. Je mag vinden dat er geen God is. Maar je mag de ander niet aantasten in de zin van: „Dat geloof dat jullie hebben, is niet waar, want het kan helemaal niet waar zijn. Want God bestaat waarschijnlijk helemaal niet.” Die uitspraak tast mensen in hun waarde aan.”
Achter het bord gaat een agressieve campagne van atheïsten schuil, stelt Van Grol. „De organisatie achter de campagne zegt bijvoorbeeld dat christendom een ziekte is. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de mensen achter dit bord van mening zijn: Zo, wij zullen ons even laten zien.”
Het omstreden billboard kan „onnodige onrust en verdeeldheid” in de samenleving bevorderen, betoogde de docent van het Van Lodensteincollege. „Godsdienst is voor miljoenen mensen in de wereld een ankerpunt in hun leven. Religie is een bindmiddel. Maatschappelijke ontwrichtingsverschijnselen worden juist door godsdienst geremd. Als zich dan een organisatie nadrukkelijk als atheïstisch profileert, kan dat tot onnodige onrust en verdeeldheid leiden.”
De docent gaf toe dat die onrust zich „niet zo direct” voordoet. „Maar dat kan ook komen doordat christenen laks zijn geworden en denken: Laat maar. Of omdat de naam van Allah niet genoemd wordt.”
Commissielid mr. J. Haakmeester wilde weten of de docent en leerlingen zich ook gekwetst zouden voelen als op het bord had gestaan dat er „meer goden” bestaan. Leerlinge Marit Bravenboer antwoordde daarop: „Wij geloven dat er één God is, Die een Drie-eenheid is. We zouden ook gekwetst zijn als er een bord zou staan over meer goden. Misschien zijn we wat minder gekwetst, omdat in dat geval er nog wel in een god geloofd wordt.”
Van Grol legde uit dat de klacht tegen het billboard tot stand kwam nadat hij leerlingen had verteld over de Reclame Code Commissie en had opgeroepen uit te kijken naar omstreden reclames. De leerkracht sprak tegen dat zijn actie tegen het bord voortkomt uit „manipulatie en indoctrinatie” van leerlingen. „Het initiatief ligt bij de klas zelf.”
Op de vraag van commissievoorzitter Leijten of iedereen in de klas achter de klacht over het billboard staat, zei Van Grol dat leerlingen op een reformatorische school allemaal „dezelfde Bijbelse principes hebben, al zijn er wel verschilletjes.” Wel gaf hij aan dat enkele leerlingen hun aarzeling hebben. „Die wezen erop dat langs de weg ook borden met juist christelijke teksten staan. Ze vroegen: Mag dat dan wel?”
Leijten wees op de vrijheid van meningsuiting en stelde dat een auteur in een boek het volste recht heeft om uiteen te zetten waarom hij niet gelooft. Daarop reageerde Van Grol dat er een verschil is met een reclamecampagne langs een snelweg. „Naar een boek moet je zelf op zoek. Met zo’n billboard word je ongewild geconfronteerd.”
De commissievoorzitter stelde dat de atheïstische reclame mensen juist kan aanzetten tot nadenken over het Godsbestaan. Van Grol: „Dan heeft de campagne ook nog een positieve lading.”
De docent zei blij te zijn dat het indienen van de klacht onder leerlingen leidde tot „nadenken over de verwoording van ons geloof. We komen tot de conclusie dat er gelukkig wel een God bestaat. Wat zullen we moeten zonder God? Dan zouden we alleen staan. Gelukkig is onze God realiteit en geen geprojecteerde angst of fictie.” De commissie doet volgende week uitspraak.