Naslagwerkje over Haagse kaasstolp
Jarenlang struinde hij als ANP-journalist het Binnenhof af, tuk op elk nieuwtje. Bij zijn vertrek uit Den Haag schreef Fons Kockelmans (54) over de veel bekritiseerde Haagse kaasstolp een klein naslagwerk, informatief en zonder opsmuk.
Waar dienen al die gebouwen aan het Binnenhof voor? Wat is een AO’tje? Wat doet een spindoctor? Hoe gaat een kabinetsformatie in zijn werk? Wie op dat soort vragen snel een zakelijk antwoord wil, kan terecht in het vorige week gepresenteerde boek ”De Haagse werkelijkheid” van journalist Fons Kockelmans, sinds november vorig jaar ANP-correspondent in Brussel.Alles wat een beginnend redacteur of startend Kamerlid zou moeten weten over het parlement, het kabinet, de monarchie, de Haagse mores, wordt in dit boek op overzichtelijke en heldere wijze behandeld. Zelfs een beknopt historisch overzicht van de politieke geschiedenis van Nederland vanaf 1848 tot heden ontbreekt niet.
De feitelijkheid en nuchterheid van het boekje is zijn grootste kracht. Kockelmans maakt de Haagse werkelijkheid niet spannender of romantischer dan hij is; integendeel. Op een hier en daar zelfs wat dorre wijze schetst hij de gang van zaken in de landelijke politiek.
In hem valt te waarderen dat hij de zwaktes van politici weliswaar eerlijk noemt, maar zich niet schaart bij de meute van Binnenhof-bashers. Nee, politici zijn niet lui; door de bank genomen wordt er in Den Haag zeer hard gewerkt, licht Kockelmans zijn lezers voor. En zakkenvullers zijn de parlementariërs en ministers al helemaal niet. Qua zwaarte vergelijkbare functies in het bedrijfsleven brengen
meer geld in het laatje.
Ook wat betreft de journalistiek ruimt de auteur mythes op. De media overwegend links? In een lijst van machtigste Haagse verslaggevers die leugenfabriek.nl in 2007 publiceerde, werd de top vijf gedomineerd door ”rechts”, weet Kockelmans, doelend op Frits Wester (RTL), wijlen Kees Lunshof (Telegraaf) en Syp Wynia (Elsevier). En: „Journalisten weten vaak niet meer dan hun lezers, ze weten het alleen een paar uur eerder.”
Dat de auteur de lezer behoedt voor details valt in hem te prijzen. Toch zou je op bepaalde momenten net iets meer willen weten. Zo schrijft hij dat de vertrouwensregel –een kabinet kan alleen blijven functioneren zolang het het vertrouwen van de Kamer geniet– ontstond in 1868 toen het minderheidskabinet Van Zuylen van Nyevelt botste met de Kamer over het buitenlands beleid. Hier had toch wel even de beroemde motie-Keuchenius genoemd mogen worden, die de bedoelde botsing manifest maakte.
Zoals de auteur als persoon wars is van opsmuk, kent ook het boek geen enkele franje. Op één punt is dat een gemis. Het boek opent met een beschrijving van de gebouwen aan het Binnenhof en hun functie, alsmede van de departementen en adviesorganen. Hier wordt een mooie infografic of een inzicht gevend plattegrondje node gemist.
Bij de presentatie van ”De Haagse werkelijkheid” zei de uitgever dat hij zich erover had verbaasd dat een boekje als dit tot nu toe niet bestond. Dat is echter een misvatting. In 1998 schreef toenmalig AD-journaliste Milja de Zwart het op eenzelfde leest geschoeide ”Binnenhof voor buitenlui”, dat sindsdien nog enkele malen herdrukt is. Dat boekje is –eerlijk gezegd– wat losser en aantrekkelijker geschreven en bevat in tegenstelling tot ”De Haagse werkelijkheid” foto’s, tabellen en plattegronden. Wie snel iets wil vinden, heeft meer aan Kockelmans. Wie enkele genoeglijke leesuurtjes wil beleven, grijpe naar De Zwart.
N.a.v. ”De Haagse werkelijkheid”, door Fons Kockelmans; Compaan uitgevers, Maassluis, 2009; ISBN 978 90 806270 5 5; 227 blz.; € 17,50.