Leven na kanker
U heeft kanker. Jaarlijks krijgen zo’n 70.000 mensen deze boodschap van hun arts te horen. Was het bericht voor velen enkele decennia geleden een doodstijding, tegenwoordig geldt dat ongeveer de helft van alle kankerpatiënten in Nederland na vijf jaar genezen wordt verklaard, terwijl voor anderen de levensverwachting aanmerkelijk langer is geworden. Wetenschappers richten zich intensief op de bestrijding van kanker, maar de laatste jaren besteden zij ook meer en meer aandacht aan de psychosociale gevolgen van de gevreesde ziekte. Hoe is het om te leven na kanker? Twee ervaringsdeskundigen doen hun verhaal. „Soms voel ik me opeens bang en onzeker.”
Ze kan nog niet zeggen dat ze is genezen, maar alle medische controles wijzen erop dat artsen de tumor die zich in haar dikke darm had ontwikkeld, met succes hebben bestreden. Anita Troost-Schuiteman (26) uit Barneveld, onderwijzeres en moeder van een baby, onderging twee jaar geleden de laatste chemokuur. „Kanker heeft mijn leven ingrijpend veranderd.”Hij houdt er rekening mee dat de ziekte zomaar weer toeslaat, ook al heeft de uroloog bij de laatste vier controles niets verdachts bij hem gevonden. Drukt de onzekerheid over de vraag of de kanker wel of niet is uitgeroeid, hem terneer? „Ik maak me geen overmatige zorgen”, zegt de 61-jarige Meindert Kuipers. „De Heere heeft tot mij gezegd: Jij houdt Mij niet vast, Ik houd jou vast.”
U heeft kanker. Jaarlijks krijgen zo’n 70.000 mensen deze boodschap van hun arts te horen. Was het bericht voor velen enkele decennia geleden een doodstijding, tegenwoordig geldt dat ongeveer de helft van alle kankerpatiënten in Nederland na vijf jaar genezen wordt verklaard, terwijl voor anderen de levensverwachting aanmerkelijk langer is geworden. Wetenschappers richten zich intensief op de bestrijding van kanker, maar de laatste jaren besteden zij ook meer en meer aandacht aan de psychosociale gevolgen van de gevreesde ziekte. Hoe is het om te leven na kanker? Twee ervaringsdeskundigen doen hun verhaal. „Soms voel ik me opeens bang en onzeker.”
In haar woning in Barneveld spreekt ze openhartig over de ziekte die begin 2006 aan het licht kwam en haar leven en dat van haar man volledig op de kop zette. Terwijl haar negen maanden oude zoontje Niek in zijn loopstoeltje vrolijk door de woonkamer rondrijdt, zegt ze: „Dat ik er nog ben, is voor mij een groot wonder.”
Zware griep
Artsen stelden in maart 2006 vast dat Anita Troost kanker in de dikke darm had. Omdat de tumor groot was, het gezwel had een doorsnede van 10 centimeter, en de verwijdering ervan complicaties met zich kon meebrengen, werd besloten dat de operatie niet in ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede, maar in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam zou worden uitgevoerd.
De ingreep was succesvol. „De chirurg vertelde me dat alles was weggenomen, inclusief een derde van de dikke darm en de lymfeklieren in de omgeving. Anderhalve week later was ik weer thuis. Het herstel zette snel in. Ik voelde me met de dag aansterken. Totdat ik enkele weken later aan de chemokuur begon. Ik moest twaalf behandelingen ondergaan. Elke keer als ik thuiskwam, was het alsof ik een zware griep had, maar dan tien keer erger.”
Ruim twee jaar na de operatie en de chemotherapie voelt Anita Troost zich als genezen, maar ze maakt daarbij wel de kanttekening dat artsen haar nog niet kankervrij hebben verklaard. „Volgens de medische richtlijn kan dat pas vijf jaar na de ingreep. Gelukkig gaat het goed met me. De afgelopen jaren ben ik in totaal zeventien keer naar het ziekenhuis in Amsterdam geweest voor controle. Niets wijst erop dat de ziekte terugkeert.”
Verwonderen
De kanker heeft haar leven ingrijpend veranderd. „Meer dan ooit heb ik oog gekregen voor wat er echt toe doet”, zegt Anita Troost. „Voor mij is dat in de eerste plaats het geloof en het zoeken van de Heere. Ik kan me soms verwonderen over Zijn genade. Ik word al blij als ik het gordijn opentrek en de zon zie schijnen. Ook m’n gezin en m’n familie zijn heel belangrijk voor me. Dat wist ik al wel natuurlijk, maar toch is dat de afgelopen jaren veel duidelijker geworden.”
De ziekte heeft op haar huwelijk een positieve impact. „We bespreken alles met elkaar. Echt alles. Als je niet open tegenover elkaar kunt zijn, loop je grote risico’s. Ik heb gehoord dat drie op de vijf huwelijken als gevolg van kanker op de klippen lopen.”
De strijd die ze tegen de kanker voerde, heeft haar psychisch sterker gemaakt, zegt Anita Troost. Maar fysiek moet ze inleveren. „De vermoeidheid speelt mij regelmatig parten. Ik ben gebonden aan een strakke agenda. Als ik weet dat ik ’s avonds visite krijg, doe ik ’s middags rustig aan. Ook heb ik te maken met concentratieproblemen. Ik schrijf alles op, ook als ik voor maar drie boodschappen naar de winkel ga. Doe ik dat niet, dan ben ik er in de supermarkt geheid twee vergeten.”
Anita Troost vindt het belangrijk dat haar omgeving van haar vermoeidheidsklachten weet heeft. „Zeker een keer in de twee weken heb ik een dag dat er niets uit mijn handen komt. Dan ben ik helemaal op. In zo’n situatie voel ik me niet altijd door de mensen om mij heen begrepen.”
Meeleven
Over meeleven heeft ze nooit te klagen gehad, zegt ze. Familie en vrienden leggen grote betrokkenheid aan de dag. Ook vanuit de kerk waarvan ze deel uitmaakt, de plaatselijke gereformeerde gemeente, krijgt ze veel belangstelling. „Vooral in de tijd dat ik chemokuren onderging. Later zwakt het af. Dat vind ik wel eens jammer. Soms kan ik echt uitzien naar een kaartje met een bemoedigend woord erop.”
Hoewel het goed met haar gaat, doemt het spook van de kanker af en toe levensgroot voor haar op. „Vooral als ik weer voor controle naar het ziekenhuis moet kan ik me bang en onzeker voelen. Dan bid ik God om hulp en rust. Als ik iets tijdens mijn ziekte en in de periode daarna heb geleerd, is het wel dat de Heere voor ons gezin wil zorgen.”
Ze houdt even stil. Wijst dan naar haar zoontje. „Wij zijn zo blij dat we Niek hebben gekregen – we zien hem echt als een geschenk uit Gods hand. Toen de dominee op kraamvisite kwam, zei hij: „Na het zure geeft de Heere het zoet.” Zo is het precies.”
„Zonder dat je er erg in hebt, kan zich een tumor ontwikkelen”
Hij houdt er rekening mee dat de ziekte zomaar weer toeslaat, ook al heeft de uroloog bij de laatste vier controles niets verdachts bij hem gevonden. Drukt de onzekerheid over de vraag of de kanker wel of niet is uitgeroeid, hem terneer? „Ik maak me geen overmatige zorgen”, zegt de 61-jarige Meindert Kuipers. „De Heere heeft tot mij gezegd: Jij houdt Mij niet vast, Ik houd jou vast.”
Kort nadat de artsen in maart 2003 bij hem blaaskanker hadden geconstateerd, stak in zijn hart een storm van vertwijfeling op. De uroloog in het ziekenhuis in Leeuwarden had hem gezegd dat de tumor kwaadaardig was en via een speciale behandeling zou moeten worden verwijderd. De boodschap was bij Meindert Kuipers uit het Friese Oudwoude, gehuwd en vader van zes kinderen, hard aangekomen.
Handpalmen
„Ik herinner mij als de dag van gisteren dat ik naar huis reed van een verjaardag van mijn schoonmoeder. Ik was vreselijk moe. Onderweg ontstond in mijn hart grote onrust. „Jongen”, sprak een stem mij toe, „dit is het laatste jaar dat je leeft.” Ik wist niet meer wat ik moest zeggen. Voor mijn gevoel kon ik geen kant op. „Almachtige God”, bad ik, „hoe moet ik nu verder?”
Toen sprak de Heere. Hij zei: „Meindert, Ik ben met je, Ik ben je niet vergeten, Ik heb je in Mijn beide handpalmen gegraveerd.” Ik mocht zo veel van Zijn liefde ervaren – dat kan ik je niet vertellen. Thuis heb ik anderhalf uur in verwondering op de bank in de huiskamer gezeten. Dat de Heere naar mij, zo’n zondig mens, wilde omzien, dat was zo groot voor me. Ik heb Hem gedankt dat Hij deze weg met mij ging.”
De onrust keerde nooit meer zo hevig terug als op dat moment, al was de weg die volgde niet eenvoudig, zegt Kuipers, ouderling van de hervormde gemeente van Wouterswoude. Weliswaar slaagde de uroloog erin de tumor in zijn blaas te verwijderen, maar de kanker dreigde keer op keer weer de kop op te steken. „Na de operatieve ingreep moest ik om de twee maanden terugkomen voor controle. Elke keer trof de arts onrustige cellen in de blaas aan. De afgelopen jaren heb ik daarom zeker zeven chemokuren ondergaan.”
De chemotherapieën kostten Kuipers veel tijd en energie. „In mijn geval bestond een kuur uit zes tot zeven behandelingen. Wekelijks moest ik een dagdeel naar het ziekenhuis voor een blaasspoeling: via de plasbuis vloeit een chemische vloeistof naar binnen en naar buiten. Ik weet nog dat een verpleegkundige tegen me zei: „Bent u er alweer?” Ze probeerde me te troosten. We kregen een mooi gesprek over de enige troost in leven en sterven. Het is zo rijk als je mag weten dat je leven in Gods handen ligt.”
Bloed
Na de ontdekking van de blaastumor kon Kuipers met zijn werkgever goede afspraken maken over het opnemen van verlof. De Fries werkt al meer dan twintig jaar als technisch medewerker bij het Fries waterschap. „Ik heb ook gebruik kunnen maken van een regeling waarbij ik geen vijf, maar drie dagen hoef te werken”, zegt hij.
Tijdens de controles in de afgelopen twee jaar zijn bij Kuipers geen onrustige cellen meer aangetroffen. In hoeverre maakt hij zich zorgen over een eventuele terugkeer van de kanker? „Ik besef dat de ziekte zomaar kan toeslaan”, zegt hij. „Zonder dat je er erg in hebt, kan zich in je blaas een tumor ontwikkelen. Dat is het verraderlijke van kanker. Min of meer onbewust houdt me dat bezig. Ik let er altijd op of er bloed bij de urine zit. Als dat niet het geval is, zeg ik wel eens: „Dank U, Heere, dat ik er nog mag zijn. Wat bent U goed voor mij.””
Hoe gaat Kuipers om met de onzekerheid over het verloop van de ziekte? „Ik kan niet zeggen dat ik me er zorgen om maak”, zegt hij. „Ik mag weten dat de Heere Jezus Zijn hand op mij heeft gelegd en dat Hij Zijn bloed niet alleen voor anderen, maar ook voor mij heeft gegeven. Dat staat in mijn hart gekerfd. Soms ligt die wetenschap onder vuur, maar toch gaat zij er niet meer uit. Jezus is zo vriendelijk en genadig –Hij staat altijd gereed om zondaren te ontvangen, of ze nu met lichamelijke zorgen komen of geestelijke. Hoe ik daar zo zeker van ben? Omdat Hij dat zegt in Zijn Woord.”
Kuipers illustreert zijn woorden met een voorval dat hem enkele jaren geleden in Den Haag overkwam. „Ik moest op een ambassade zijn om een reis te regelen. „Komt u over een uurtje terug, dan zorg ik dat uw papieren klaarliggen”, zei een medewerkster achter een chique balie. Op het afgesproken moment kwam ik terug. Maar bij de ingang schrok ik. Ik ontdekte dat ik in de uitwerpselen van een hond was gestapt. Ik schaamde me vreselijk. De medewerkster herkende me. Ze zei: „Komt u rustig verder, wij ruimen straks alles op.” Zo is het geestelijk ook. Als wij ons hebben bevuild met zonden en ons geen raad weten, roept de Heere ons toe: „Kom naar Mij, met alles wat je op je hart hebt, ook met je zorgen over de tumor in je lichaam.””