Aanslagen leiden tot verdeeldheid in Jemen
Met een zware aanslag stuurde de Jemenitische terreurgroep Abu Ali al-Harithi vorige week een bedreiging de wereld in. De groep is genoemd naar haar leider, die in november 2002 omkwam bij een aanval door een Amerikaans onbemand Predator-toestel, waarbij nog vijf anderen -naar verluidt leden van het terreurnetwerk al-Qaida- het leven lieten.
Jemen wordt geteisterd door een reeks bloedige aanslagen die het land op zijn grondvesten doet schudden. Politici blijken plots banden te hebben met al-Qaida, daders blijken lid van politieke partijen - of toch weer niet. Het doodschieten van drie Amerikaanse missionarissen-artsen op 30 december is een voorlopig dieptepunt.
De drie artsen werden doodgeschoten precies twee dagen nadat Jarallah Omar, een prominente politicus van de Jemenitische Socialistische Partij (JSP), werd neergeschoten op een bijeenkomst van de oppositie. Eerder waren twee politieagenten neergeschoten door terroristen.
Het is helemaal niet bewezen dat de reeks aanslagen iets te maken heeft met de Abu Ali al-Harithi, maar het resultaat is hetzelfde: de politieke stabiliteit komt in het gedrang. En het ging eigenlijk al niet goed met Jemens reputatie. Het land, bakermat van het geslacht Bin Laden, wordt sinds de aanslagen van 11 september 2001 door de pers steevast omschreven als een toevluchtsoord en broeinest van terroristen. Voor de aanslagen nog, in oktober 2000, was Jemen het toneel van de aanslag op het Amerikaanse marineschip USS Cole, dat in de haven van Aden lag. Zeventien matrozen kwamen toen om, 39 opvarenden raakten gewond door de zelfmoordaanslag.
Maar vooral de jongste reeks aanslagen zorgt voor grote politieke onenigheid. De stembusgang in april vorig jaar heeft daar veel mee te maken. Deze week verspreidde de overheid een rapport met de aantijging dat sommige politici banden hebben met al-Qaida en antidemocratisch zijn. De overheid bestempelt hen ook als anti-islamitisch.
Na de moord op de politicus Jarallah Omar werd in een officiële verklaring gewezen op de link tussen de moordenaar en de Islah-partij, een oppositiepartij. „De extremist is een lid van Islah en was een student van de al-Imman Universiteit”, luidde het. Al-Imman is een religieuze universiteit in Sanaa. Volgens de Vereniging voor Bescherming van de Rechten en Vrijheden in Jemen zijn twee prominente leden van de Islah-partij, Haza’a al-Masoari en Mohammad al-Hazmi, door de politie meegenomen voor ondervraging in verband met de aanslagen.
Islah-leiders ontkennen betrokkenheid in alle toonaarden. „De fundamentalist (Ali al-Jarallah, de dader van de moord op Jarallah Omar) heeft erkend dat hij geen band heeft met Islah en dat hij op de conferentie leiders van verschillende partijen wilde ombrengen”, zegt Mohammad al-Yadooni, secretaris-generaal van de Islah-partij. Volgens al-Yadooni proberen extremisten munt te slaan uit politieke meningsverschillen.
Volgens politiek analist Mohammed al-Sabri is de stemming tussen de heersende Partij van het Algemeen Volkscongres en de oppositiepartij Islah uiterst venijnig geworden en wil de overheid de Islah-partij verbieden voor de volgende verkiezingen. Ook Faris al-Saqqaf, voorzitter van het Jemenitisch Centrum voor Toekomststudies, denkt dat „de overheid een tegenoffensief wil lanceren tegen oppositiepartijen en beschuldigt zij hen daarom van banden met al-Qaida.”
De regering zou vooral bezorgd zijn over de alliantie tussen de Islah-partij en de JSP. Beide partijen vormen samen met vijf andere oppositiepartijen een front tegen de regering. Waar vooral Islah de nauwe samenwerking tussen de heersende partij en de Verenigde Staten hekelt, keuren ze alle zeven de aanval met het Predator-toestel op Jemenitische bodem af. Ze beschuldigen de overheid ervan toe te staan dat de Amerikanen zich te bemoeien met interne kwesties en van het „afstaan van de soevereiniteit.” Deze verschillende standpunten -de overheid is wel pro-Amerikaans- zijn de politieke vertaling van de wrevel die de Jemenitische en de islamitische wereld momenteel voelt door „het Amerikaanse beleid in het Midden-Oosten”, zegt politicoloog Mansour al-Kaf.