Januari 1993: In het Zuid-Limburgse Borgharen wordt op het hoogtepunt een stand van 45,36 meter boven NAP gemeten. De verhoging bedroeg toen zo’n 5 meter. Tal van straten, boerderijen en stukken land komen blank te staan. Het water komt slechts 4 centimeter lager te staan dan tijdens de grote wateroverlast in 1984.

December 1993: De Maas overstroomt en de situatie wordt door het Nationaal Rampenfonds uitgeroepen tot nationale ramp. Ruim 12.000 mensen worden geëvacueerd in verband met de wateroverlast. De schade in Limburg loopt op tot ongeveer 45 miljoen euro. Het water stijgt in die periode uiteindelijk tot 45,90 meter boven NAP.

December 1994: Bij Borgharen wordt de hoogste waterstand gemeten: 43,73 meter boven NAP. De kritische grens van 45 meter wordt niet gehaald, waardoor inwoners van Limburg in eerste instantie niet hoeven te vrezen voor een herhaling van een jaar eerder.

Januari 1995: Rijkswaterstaat meet een waterstand van 45,80 meter boven NAP. Uiteindelijk loopt een groot gebied in Limburg onder water. In februari 1995 komt het leven langs de Maas weer op gang.

Februari 1999: Bij Borgharen wordt een hoogste stand van 43,38 meter gemeten.

Maart 1999: Het kritieke punt wordt genaderd. De Maas voert 1250 kubieke meter per seconde af, terwijl het een maximum van 1500 kubieke meter per seconde aankan.

December 1999: Een hoogwatergolf bedreigt Limburg. Het water stijgt bij Roermond tot 19,15 meter boven NAP.

Januari 2001: Het wassende water bedreigt Limburg. Er wordt een hoogste stand van 44,85 boven NAP gemeten.

Januari 2002: Bij Borgharen wordt een waterstand van 44,98 meter boven NAP gemeten, 2 centimeter onder het kritische punt.