„Evangeliedienaar laat Woord aan het woord”
Een aarden vat, meer is een evangeliedienaar niet. Vergankelijk, zonder enige luister, onaantrekkelijk, soms zelfs afstotend. En toch: aan zulke aarden vaten is de schat van het Evangelie toevertrouwd.
„Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij Godes en niet uit ons”, schrijft Paulus in 2 Korinthe 4:7. Het is een „kernvers” in deze brief, aldus dr. T. E. van Spanje.De nieuwtestamenticus, hervormd predikant in Reeuwijk, tekende voor het jongste deel in de serie Commentaar op het Nieuwe Testament, onder redactie van prof. dr. J. van Bruggen (uitg. Kok, Kampen). ”2 Korintiërs – Profiel van een evangeliedienaar” heet het.
Hij heeft er „met buitengewoon veel genoegen” aan gewerkt, zegt hij in zijn studeerkamer. „De Bijbel, Gods Woord, is zó rijk.”
2 Korintiërs is altijd wat in de schaduw blijven staan van Paulus’ eerste brief aan de Korintiërs, stelt de Reeuwijkse predikant vast. Geheel ten onrechte, wat hem betreft. „Ook in deze brief, die Paulus waarschijnlijk heeft geschreven na een, niet bewaard gebleven, ”tranenbrief”, schrijft hij zulke heel mooie dingen. Neem alleen al 2 Korintiërs 5, waarin het gaat over het sterven van de christen, en verderop, over de bediening der verzoening. Indrukwekkend.”
Uit de brief valt ook een helder „profiel van een evangeliedienaar” op te maken, aldus dr. Van Spanje. „Wat ik probeer aan te tonen, is dat de Korintiërs zich sterk lieten imponeren door de sofisten: rondtrekkende predikers van Joodse oorsprong, vaak met grote retorische gaven, die geld vroegen voor hun prediking. Tegenover hen probeert Paulus zich te profileren als gezaghebbende apostel van Jezus Christus.
Profileren – past dat woord hier wel? „Toch wel. Paulus wil de Korintiërs laten zien wat echte evangeliedienaren zijn. De sofisten wilden imponeren met hun eigen persoon, hun charisma, hun uiterlijk. Paulus zegt: Ik kom niet met mijzelf, ik ben niet meer dan een aarden vat. Ik kom met mijn Meester. Zijn Meester – van Wie hij per definitie een dienaar is.
Kijk, hier in Reeuwijk, het plassengebied, zie je veel vissers. Wat is nu een goede visser? Zo’n visser zal zichzelf altijd onzichtbaar opstellen. Hij laat zijn instrumentarium, zijn hengel, het werk doen. Laat hij zichzelf te veel zien, beweegt hij te veel, dan jaagt hij de vissen weg. Dat is het beeld, en zo profileert Paulus zich. Een echte evangeliedienaar laat het Woord aan het woord. Dát moet het doen. De preek is geen zelf-, maar Christuspresentatie. Paulus predikt, aldus 1 Korintiërs 2, Jezus Christus – én Dien gekruisigd.”
Kan uw commentaar worden gelezen als een kritiek op de sterke nadruk die vandaag vaak ligt op het charisma van de predikant?
„Laat ik vooropstellen dat het er in een commentaar niet om gaat wat ik vind. Het gaat erom om, zoals mijn promotor prof. Van Bruggen het ergens zo mooi schrijft, als een restaurateur het stof van het schilderij, c.q. de Bijbeltekst, te vegen. Tegelijk is het zo dat Paulus’ profiel van een evangeliedienaar inderdaad haaks staat op de manier waarop vandaag de dag nogal eens over predikanten wordt gesproken. In die zin hoop ik dat mijn commentaar wat corrigerend kan werken.”
Een enkele keer trekt u de lijn wél expliciet door naar vandaag. Zo kunnen rijke christenen in het Westen volgens u heel wat leren van het geefgedrag van de Macedoniërs, 2 Korinthe 8.
„Het feit dat we een tijd lang in Kenia hebben gewoond, speelt hier zeker een rol. De armoede die je dáár aantreft – als je daar dan de rijkdom van sommige kerkvoogdijen of diaconieën naastlegt!”
2 Korintiërs is ook de brief waarin Paulus –sober– beschrijft hoe hij eens is opgetrokken geweest in de derde hemel, en waarin hij melding maakt van de doorn in zijn vlees. Dr. Van Spanje: „Er is in de literatuur geen consensus over de uitleg van deze woorden. Hoewel ik ook verwijs naar een intrigerende uitleg die vele problemen omzeilt, kom ik zelf, alles afwegend, bij de gedachte uit dat Paulus heeft geleden onder steeds terugkerende hoofdpijn, wij zouden zeggen migraine. Ik verbind dat met wat hij schrijft over veertien jaar geleden, toen hij, opgetrokken in de derde hemel, onuitsprekelijke dingen heeft gehoord – niet gezien: het was geen visioen, geen kijkervaring. Het komt mij voor dat daar een verband tussen ligt. Nadien krijgt Paulus die scherpe doorn. Zodát hij zichzelf niet zou gaan verheffen. God houdt Zijn dienaren klein. Want, 2 Korintiërs 12: „als ik zwak ben, dan ben ik machtig.””