Onze voetafdruk moet kleiner
Het milieurecht kan helpen onze veel te grote ecologische voetafdruk te verkleinen, betoogt prof. mr. G. A. Biezeveld. Daarvoor is het nodig het milieu te zien als een leverancier van diensten met een beperkte gebruiksruimte.
De wereldbevolking leeft op te grote voet. Volgens het Wereld Natuur Fonds verbruikten in 2005 alle mensen samen het equivalent van 1,28 aarde. Dit beslag op de aarde wordt wel aangeduid als de mondiale ecologische voetafdruk. Die bedroeg in 2005 gemiddeld 2,7 hectare per persoon (voor Nederland 4,4 hectare), terwijl er voor iedereen slechts 1,8 hectare beschikbaar is.Een van de instrumenten die kunnen helpen onze ecologische voetafdruk te verkleinen, is het milieurecht. In de praktijk is hiervan nog niet zo veel te merken. Het milieurecht is nu namelijk sterk bepaald door een kijk op het milieu als een samenstel van compartimenten (water, bodem, lucht en organismen) of van ecosystemen. Het tegengaan van verontreiniging en aantasting staat voorop.
Deze kijk schiet tekort. Het milieu behoeft bovenal bescherming als leverancier van “ecosysteemdiensten”, door het milieu geleverde goederen en verrichte diensten. Voorbeelden van zulke diensten zijn voedsel, zuurstof, de verwerking van afvalstoffen door natuurlijke processen en de bevruchting van gewassen en bomen.
Inzicht in de grootte van de voetafdruk heeft in feite alleen zin als bekend is hoe groot de ruimte is om gebruik te maken van allerlei ecosysteemdiensten. Zonder inzicht in de ”milieugebruiksruimte” kan niet worden bepaald hoeveel kleiner de voetafdruk moet worden in relatie tot welke ecosysteemdiensten.
Walvissen
De milieugebruiksruimte is niet objectief vast te stellen, maar is altijd gebaseerd op een politiek compromis dat voor een bepaalde tijd grenzen stelt aan het gebruik van een of meer ecosysteemdiensten. Een voorbeeld hiervan zijn de afspraken die de International Whaling Commission jaarlijks maakt over het aantal walvissen dat mag worden gevangen. Hiermee wordt feitelijk op mondiaal niveau vastgesteld hoe groot de ruimte is om gebruik te maken van de ecosysteemdienst “walvissen”.
Om recht te doen aan de samenhang tussen ecosysteemdiensten en tussen de doeleinden waarvoor zij worden benut, zou het het beste zijn dat op een geïntegreerde manier voor een groot aantal ecosysteemdiensten wordt vastgesteld hoeveel de huidige generatie hiervan kan gebruiken. Maar tot zo’n samengestelde milieugebruiksruimte zal het niet snel kunnen komen, omdat dit heel gecompliceerd is. Daarom lijkt mij een stapsgewijze aanpak, waarbij telkens voor één of enkele ecosysteemdiensten de milieugebruiksruimte wordt vastgesteld en verdeeld, de aangewezen weg.
De opgave de ecologische voetafdruk te verkleinen, plaatst alle samenlevingen, in het bijzonder die van de rijke landen, voor dilemma’s. Kan het belang van de bescherming van mens en milieu bijvoorbeeld rechtvaardigen dat de overheid ingrijpt in het volume van specifieke vormen van productie, consumptie en transport, ten koste van de vrijheid van ondernemen en keuzevrijheid van consumenten? In feite hebben wij geen keus, want zoals de Amerikaanse bioloog Diamond het heeft uitgedrukt: „Een minder belastende maatschappij is het meest onmogelijke toekomstscenario, met uitzondering van alle andere denkbare scenario’s.”
Oplossingen of ideeën zijn ten dele al voorhanden. Het gaat er nu om dat we die in praktijk brengen, ook in het milieurecht. Ik denk aan vier concrete acties die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd.
Duurzaamheidstest
In de eerste plaats zou bij de kabinetsformatie een concrete agenda opgesteld moeten worden voor de aanvulling van het milieurecht in het licht van dit milieuvraagstuk.
Verder zou dit of het volgende kabinet een concreet begin moeten maken met verkleining van onze ecologische voetafdruk in relatie tot twee natuurlijke hulpbronnen waarvan het Nederlandse verbruik relatief hoog en de schade aan ecosystemen evident is: niet-duurzaam tropisch hardhout en soja. De onlangs ingestelde Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen kan hierbij wellicht helpen.
In de derde plaats verdient het overweging om, naar het voorbeeld van België, een duurzaamheidstest voor ministerraadsvoorstellen in te voeren.
De vierde actie waaraan ik denk is een initiatief van Nederland, samen met andere lidstaten, om te bereiken dat na de Europese verkiezingen een agenda voor Europese wetgeving met het oog op het verkleinen van de ecologische voetafdruk wordt opgesteld. Dit zou goed aansluiten bij het in 2005 door de Europese Commissie gepresenteerde voorstel voor een strategie met betrekking tot duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
Het aanpakken van dit vraagstuk is geen luxe, maar noodzaak voor het milieu én de economie. Hoe eerder we beginnen, hoe minder ingrijpend de economische en maatschappelijke consequenties zullen zijn.
De auteur is hoogleraar milieurecht aan Rijksuniversiteit Groningen. Dit artikel is gebaseerd op zijn vandaag gehouden oratie.