Opinie

De mug uitziften maar de kemel doorslikken

Het zal een jaar of dertig geleden zijn. De bijeenkomst was net afgelopen en de bezoekers begaven zich groepsgewijs naar buiten. Daar regende het. In de diepe kuilen in het wegdek had zich veel water verzameld. Achter ons kwam een auto -of wat ervoor doorging- en voordat we er erg in hadden, kwam de massa opspattend water dreigend onze kant uit. Mijn buurman sprong nog opzij maar het was al te laat. Zijn broek was drijfnat en zelfs zijn haren dropen.

Jan van Klinken
27 March 2009 19:36Gewijzigd op 14 November 2020 07:36

Wat hij -een hoogwaardigheidsbekleder- uitriep, zal ik u besparen. Woedend keken we de auto nog achterna, maar dat verhoogde hooguit de lol van de inzittenden. Grijnzend hing een van hen uit het raampje om zich van de uitwerking te vergewissen. Een paar honderd meter verder herhaalde zich het tafereel. De jeugdige bestuurder en zijn vrienden waren er zo te zien met hun barrel op uitgetrokken om zich te vermaken op kosten van de medemens.Van nog eerdere datum is het voorval op een feestdag in een oud vestingstadje. Het was al wat later, een uur of elf in de avond, en een groepje laveloze jongelui had zich bij de stadsgracht verzameld. Tegen het muurtje bij de gracht stond een tiental fietsen. Alsof ze hadden geoefend, stortte de horde zich op de tweewielers en in een oogwenk waren ze allemaal in het water verdwenen. De beschonken bende kwam niet meer bij.

Een ander voorval dat me altijd is bijgebleven, komt uit een bundel van de schrijver Simon Carmiggelt. Hij ziet een auto in Amsterdam voor de stoplichten staan terwijl ernaast een werkman van de gemeentelijke reinigingsdienst met een bakfiets links staat voorgesorteerd. Het licht voor de bakfiets springt op groen maar de gemeenteman ziet het niet. De chauffeur draait het raampje open en grapt tegen de man: „Groener hebben ze niet.” De man stapt van de bakfiets, pakt een schep met straatvuil en kiepert die zo door het open raampje van de auto. Het gebeurde ergens in de jaren zestig.

Wat ik ermee wil zeggen, is dat asociaal gedrag niet van de laatste jaren is. De voorbeelden spreken voor zich. In nog vroeger tijden was het misschien zelfs wel erger dan nu. Het schorriemorrie was toen in ieder geval zeer talrijk. Tot in de kerk toe veroorzaakte het gepeupel overlast op een wijze die we in deze tijd niet meer zouden pikken.

Als er dus geklaagd wordt over asociaal gedrag, moeten we dat wel een beetje relativeren. Het is zeker niet zo dat nu alles zwart is en vroeger alles wit. En wat is zwart? Uit onderzoek blijkt dat rommel op straat een van onze grootste ergernissen is. Ook hondenpoep scoort hoog. Ik geef onmiddellijk toe dat je wel uit je vel kunt springen als je per ongeluk in een hoop stinkende, kleverige smurrie trapt en van mij mogen ze alle hondenbezitters die dat allemaal niets kan schelen, op water en brood zetten, maar laten we wel zijn, de ramp is doorgaans te overzien. Het leed is vaak weer snel vergeten.

Wil ik daarmee zeggen dat we ons nergens zorgen over hoeven te maken als er berichten opduiken over wangedrag van treinpassagiers, ambulancepersoneel dat wordt bedreigd en huisartsen die worden gebeld dat ze snel bij de patiënt moeten langskomen omdat ze anders wel eens een vervelend bezoekje kunnen krijgen? Nee, ik denk dat we ons daar best heel erg druk over mogen maken.

In een krant las ik over buschauffeurs uit de provincie die op grove wijze waren toegetakeld. Dat kwam, zo bleek, vroeger op die wijze niet voor. Zo zijn er meer aanwijzingen dat de hufterigheid zich verhardt. Asogedrag is zoals gezegd van alle tijden, maar de gedaante waarin het zich voordoet, verandert. Er wordt dan een nieuw label opgeplakt, ”zinloos geweld” bijvoorbeeld, maar het is de eigentijdse jas van een oud verschijnsel. Het verschil is dat het tegenwoordig gepaard gaat met een schrikbarende bruutheid. Het veroorzaakt niet slechts irritatie maar al te vaak ook persoonlijk leed. Juist over die tendens zou de discussie moeten gaan.

Het is om die reden dat ik de nieuwe campagne van de Stichting Ideële Reclame (SIRE) niet goed begrijp. Voorheen had ze zeer geslaagde acties, tegen vuurwerk bijvoorbeeld, of tegen kindermishandeling. De nieuwste campagne gaat over ”onbewust asociaal gedrag”. Volgens de SIRE moeten we denken aan de treinreiziger die niet in de gaten heeft dat zijn tas een plaats bezet houdt, aan iemand die in een parkje gedachteloos zijn neus uitmest terwijl er iemand naast hem zit, aan het achteloos wegwerpen van een prop papier op straat en, daar is hij weer, de man met zijn hond die als aandenken een grote bolus op het trottoir achterlaat.

Ik kan me voorstellen dat ze bij de SIRE hebben gedacht dat je het kwaad in de kiem moet smoren. Tegelijkertijd bekruipt me het gevoel dat ze proberen een vrij onschuldig brandje in een prullenbak te blussen terwijl in een belendend pand de vlammen uit het dak slaan. En dan wil ik ver uit de buurt blijven van de discussie die door sommigen is aangezwengeld, of de allochtone dan wel de autochtone jeugd de grootste boosdoener is. Want zowel de capuchonnetjes op hun scooters als de lelieblanke hangjeugd -om maar twee doelgroepen te noemen- schreeuwen om harde correcties. Het is natuurlijk een illusie om te denken dat je dat met een SIRE-campagne bereikt, maar het zou al heel wat zijn als de maatschappij -”dat zijn wij”- zich er meer van bewust wordt wat er gaande is. De SIRE had daar mooi een steentje aan kunnen bijdragen. Nu zift ze de mug uit, maar zwelgt ze de kemel door.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer