Overgang zomertijd lastig voor interne klok
Een keer een avond laat naar bed is geen probleem. Waarom hebben veel mensen er dan zo’n moeite mee om te schakelen tussen wintertijd en zomertijd? En is het terugzetten van de klok net zo lastig?
Dr. Elsbeth Nagtegaal, verbonden aan het Meander MC in Amersfoort, is betrokken bij onderzoek naar de biologische klok, een kerngebied in de hersenen ter grootte van een speldenknop die het slaap-waakritme aanstuurt.Ze beaamt dat mensen er meer problemen mee hebben dat de klok een uur verzet wordt dan wanneer ze een keer een erg korte nacht maken. Ons lichaam blijkt er moeite mee te hebben om aan de nieuwe tijd te wennen. Dat duurt een paar dagen.
Het heeft allemaal te maken met onze biologische klok. Deze blijkt niet synchroon te lopen met de 24 uur van het etmaal. „Wanneer mensen een tijdje niet worden blootgesteld aan normaal daglicht, krijgen ze een eigen dag-nachtritme. Dit is over het algemeen langer dan 24 uur, meestal ligt het rond de 25 uur”, zegt Nagtegaal.
Ons lichaam is dus altijd bezig om de interne 25 uur aan te passen naar 24 uur. „We doen dit de hele dag. Onder invloed van licht, maar ook door bijvoorbeeld op vaste tijden te eten.”
Het probleem met de zomertijd is dat de biologische klok nu niet één uur, maar twee uur ‘in moet korten’. „Dat is altijd lastiger dan verlengen. We hebben over het algemeen minder moeite met later naar bed gaan dan met vroeger naar bed gaan. We vinden het gewoon lastig om eerder in te slapen en dan op tijd weer wakker te worden.”
Dit effect van de biologische klok is goed merkbaar bij een jetlag, merkt Nagtegaal op. „Wanneer we bijvoorbeeld naar Amerika vliegen waar het zes uur later is, dan gaat de overgang naar de nieuwe tijd over het algemeen vrij goed. Na de terugvlucht hebben we een heel korte dag. Daar kunnen we minder mee uit de voeten.”
Toch past ons interne tijdgevoel zich na het verzetten van de klok naar de zomertijd meestal vrij snel aan. „De meeste gezonde mensen doen hier één tot drie dagen over.”
Voor personen met een slaapstoornis, zoals extreme avondmensen, kan één uur tijdverschil echter grote problemen opleveren. „Extreme avondmensen kunnen pas tussen 2 en 6 uur ’s nachts slapen. Wanneer de zomertijd ingaat, tobben zij daar wekenlang mee. Hun ritme is soms volledig ontregeld.”
Opvallend is dat mensen met een slaapstoornis minder gevoelig zijn voor daglicht dan gezonde mensen. „In onze maatschappij speelt de invloed van dag en nacht sowieso minder een rol door al het kunstlicht dat we aan hebben. Bij eskimo’s die nog in een natuurlijke omgeving leven, wordt dat ritme wel puur door licht en donker bepaald.”
Licht heeft bovendien invloed op de hoeveelheid slaap die iemand nodig heeft. Velen zullen herkennen dat het ’s zomers makkelijker is om lang op te blijven en vroeg op te staan dan ’s winters. „Licht geeft ons lichaam het meest sterke signaal om uit bed te komen of te gaan slapen. Zomers hebben we daardoor minder slaap nodig.”
Dat mensen er last van hebben wanneer de klok een uur verschuift, hoeft er voor Nagtegaal niet toe te leiden dat de zomertijd wordt afgeschaft. „Vanuit macroperspectief zal deze maatregel wel goed zijn. De zomertijd is ingevoerd omdat het gunstiger zou zijn voor het energieverbruik. Gezonde mensen hebben eigenlijk geen problemen om zich aan te passen aan de nieuwe tijd. Alleen voor mensen met slaapproblemen is de omschakeling echt lastig.”