Afghanistan
New York Times vertelt dat de taliban steun krijgen van Pakistaanse officials. Het gaat om geld, wapens en strategische informatie. Dat is nauwelijks opmerkelijk. Het nieuws bevestigt wat al tientallen jaren gangbaar is. Obama wil meer militaire instructeurs naar Afghanistan sturen. Zij moeten Afghanen leren leiding te geven aan acties tegen terroristen. Zolang Pakistanen onder één hoedje spelen met Afghaanse terroristen, heeft Obama’s plan echter niet het beoogde effect.
Het Westen dient zich bovendien te realiseren dat hulp zich ook tegen de helpers kan gaan keren. Dat bleek in het verleden. Eind 1979 viel het leger van de Sovjet-Unie Afghanistan binnen. De moedjahedien kwamen in opstand. Die groepen streden onder andere tegen de communisten. Overal waar dergelijke groepen verzetsstrijders bezig waren, ging het echter tevens om versterking van islamitische doelen. In de taliban werkten diverse moedjahedien samen.De VS steunden die groepen destijds met wapens. Ook toen al ontvingen zij hun training in Pakistan. Radicale moslims pleegden in 1996 en in 1998 diverse aanslagen op een Amerikaanse luchtmachtbasis en op ambassades van de VS. Washington verdacht Osama bin Laden van betrokkenheid. De taliban ontkenden dat en weigerden hem uit te leveren. Moslims laten elkaar niet in de steek. Toen keerden de Amerikaanse wapens zich tegen de gevers van voorheen.
De taliban zetten met de trainingen in Pakistan de culturele traditie voort. Dat figuren uit de Pakistaanse geheime dienst taliban hulp bieden, heeft iets begrijpelijks. Pakistan steunde tot 2001 het talibanregime. En in deze regio draait alles om beginselen van de islam. President Zardari heeft de touwtjes minder strak in handen dan z’n voorganger Musharraf. Door invoering van de sharia in de Swatvallei te aanvaarden, speelde Zardari de taliban in de kaart.
Minister Verhagen verklaarde recent dat Nederland eind 2010 de leidende militaire rol in Uruzgan opgeeft. Hij beloofde daarbij niet –eerder zei hij dat wel– dat dan ook alle militairen uit Afghanistan vertrekken. Maar Nederland zou hoe dan ook de komende jaren betrokken moeten blijven bij de ontwikkeling van Afghanistan. Via politieke steun en door ontwikkelingshulp. De vraag is, of zulke hulp echt van de grond kan komen in een land waar het nog volop oorlog is.
Recente berichten liegen er niet om. Woensdag vonden acht Afghanen de dood door een explosie van een bermbom. Donderdag vielen strijders van de taliban een politiepost aan in de provincie Helmand. Negen agenten verloren daarbij het leven. Bij een aanval op een konvooi met politiemensen raakten zeven agenten gewond. En dan is een Afghaanse terrorist op die dag ook nog eens zo dom z’n eigen kornuiten op te blazen. Er is sprake van aanhoudend geweld.
Het Afghaanse en Pakistaanse landschap biedt vele natuurlijke schuilplaatsen voor mensen die zich willen verbergen. De realiteit gebiedt te zeggen dat de terroristen ter plekke bijkans ongrijpbaar zijn. Nu organiseert VS-minister Hillary Clinton een internationale conferentie over Afghanistan. Iran heeft beloofd deel te nemen. Zou het niet wijs zijn te luisteren naar stemmen uit de regio? Zelfs als dat de strategie van Washington doorkruist. Of is het al te laat?
De Iraanse minister Mottaki gaf een schot voor de boeg. Hij zei woensdag tijdens een bezoek aan Brazilië dat voor Afghanistan een „regionale oplossing” moet worden gezocht. Kort daarvoor vertelde hij dat Amerika faalt in Afghanistan. Hij vindt dat Obama moet toegeven dat een nieuwe aanpak nodig is. Ooit mengde ook Europa zich in het conflict. Is stilaan de vraag niet wettig of het uiteindelijk nog gaat om strijd tegen terroristen, of om gezichtsverlies?