„Een dove kan zich niet verweren”
De samenleving verhardt. Steeds meer mensen voelen zich buitengesloten. Individualisme en onverdraagzaamheid nemen toe. Het laatste deel in een serie van zes gesprekken met mensen die de verharding aan den lijve ervaren: de gehandicapte.
Hij krijgt geen salaris want het bedrijf waar hij werkte, is failliet. Een uitkering zit er ook niet in, omdat z’n baas weigert hem te ontslaan. Door z’n handicap ligt ander werk niet voor het oprapen. „Een dove is altijd achterdochtig; zal niet snel voor zichzelf opkomen.”
Het levensverhaal van Karel Bouwman -in werkelijkheid heet hij anders- is schrijnend. De 30-jarige inwoner van Driehuizen maakte zo veel mee, dat hij het volgens zijn moeder „niet meer ziet zitten.” Een gesprek met Karel is -nog afgezien van zijn doofheid- absoluut onmogelijk. „Karel zit helemaal in de kreukels. Gelukkig heeft hij sinds twee maanden een meisje. Daar trekt hij zich erg aan op”, vertelt moeder Bouwman, die namens haar zoon het woord voert.
Karel, doof geboren, zat tot z’n achttiende jaar op Effatha. Daarna kreeg hij een baan. „Hij had eenvoudig werk”, zegt zijn moeder, „maar wel leuk. En heel geschikt voor Karel. Jammer genoeg werd hij door z’n collega’s genegeerd. Dat zal niet altijd bewust zijn gebeurd, maar vaak uit onmacht. Ze wisten gewoon niet hoe ze met een dove om moesten gaan. Als ze gingen eten, zat Karel apart. Dat soort vervelende dingen.”
Karel leed meer onder de situatie dan zijn ouders in de gaten hadden. Zes jaar geleden kon hij het niet meer aan. Hij verkaste naar een ander deel van het land en kreeg via kennissen werk en woonruimte. „Het leek allemaal fantastisch. Karel had het geweldig naar z’n zin”, aldus zijn moeder. „Ook met de collega’s ging het nu veel beter. Ze accepteerden Karel zoals hij was.”
Wat niemand verwachtte, gebeurde. Het bedrijf waar Karel werkte, ging failliet. Merkwaardig genoeg weigerde de baas hem te ontslaan. Dat heeft tot op de dag van vandaag vervelende gevolgen. Mevrouw Bouwman: „Karel krijgt al vier maanden geen salaris. Voor een uitkering komt hij niet in aanmerking, omdat hij officieel nog in dienst van het bedrijf is. Karel zou zelf ontslag kunnen nemen, maar dan moet hij wel eerst ander werk hebben. Dat ligt niet zo gemakkelijk voor een dove. Karel zit aan alle kanten klem.”
Zo langzamerhand raakt Karel door zijn spaarcenten heen, weet zijn moeder. „Gelukkig is hij altijd heel zuinig geweest en heeft hij veel gespaard. Daardoor kon hij de afgelopen vier maanden z’n vaste lasten, zoals de huur van z’n flat en de telefoon, betalen. Ik denk dat hij het nog één maand volhoudt. Dan zit hij financieel aan de grond.”
Mevrouw Bouwman is veel met de zaak van haar gehandicapte zoon bezig. Ze belt en schrijft met allerhande instanties om te horen wat ze voor Karel kan doen. „Ik word er moedeloos van”, zucht ze. „Geen salaris, geen uitkering, en dat voor een dove. Dat zoiets in het welvarende Nederland gebeurt.”
Soms kan mevrouw Bouwman alles van zich afzetten. „Laatst moest ik aan de geschiedenis van Abram en Izak denken. Izak vraagt: Vader, waar is het offer? Abram zegt dan: De Heere zal het voorzien. Dat mocht ik ook even geloven. Het is beter mét de Heere een droog broodje te eten dan zónder Hem een volle tafel te hebben. Maar even later was ik het weer kwijt; het werd zo bestreden.”
Door zijn handicap is Karel „dubbel het slachtoffer” van de situatie, aldus zijn moeder. „Een horende kan zichzelf verweren, maar een dove niet. Daar komt bij dat een dove altijd achterdochtig is. Doven voelen zich er steeds voor Jan Doedel bij staan. Hetzelfde gevoel zouden wij hebben als anderen in ons gezelschap in het Maleis gaan praten. Door wat Karel nu allemaal meemaakt, vertrouwt hij niemand meer. Zelfs mij niet.”
Mevrouw Bouwman merkt dat de samenleving harder wordt voor gehandicapten. „Mensen die niet kunnen meekomen, vallen buiten de boot. Doven lopen altijd een beetje achter, hebben veel last van valse schaamte en moeten door anderen meegenomen worden. Daar is in onze maatschappij, waarin alles om snelheid draait, nauwelijks ruimte meer voor. Er staat in de Bijbel dat in het laatste der dagen de liefde zal verkillen. Je ziet om je heen dat het waar is.”
Afgelopen week had mevrouw Bouwman het helemaal te kwaad met haar zoon. „Iedereen liep met pakjes. Mensen kregen een kerstpakket, een kerstgratificatie. Mijn zoon niet. Hij moet heel zuinig doen. Hij wil wel werken, maar kan niet. Het is te gek voor woorden.”