Opinie

Kamer moet zelfverzekerder zijn

De Tweede Kamer moet meer zelfbewustzijn aan de dag leggen, vindt Jan Schinkelshoek. Dat is het begin van een sterker parlement.

26 March 2009 08:45Gewijzigd op 14 November 2020 07:35
„Door kritisch naar zichzelf te kijken geeft de Kamer aan ontvankelijk te zijn voor verbeteringen. Het begint bij iets meer zelfvertrouwen, iets minder zelfkastijding, bij iets minder zelfbeklag, iets meer zelfbewustzijn.” Foto ANP
„Door kritisch naar zichzelf te kijken geeft de Kamer aan ontvankelijk te zijn voor verbeteringen. Het begint bij iets meer zelfvertrouwen, iets minder zelfkastijding, bij iets minder zelfbeklag, iets meer zelfbewustzijn.” Foto ANP

„We bouwen oorlogsschepen, schepen die pas over vele jaren gereed zullen zijn. We bouwen van alles en nog wat om de oorlog te winnen. Maar ik moet zeggen dat voor mij herbouw van ons parlement –de machtigste volksvertegenwoordiging ter wereld– minstens zo belangrijk is als een fort of een slagschip. Zelfs in tijden van oorlog.” Was getekend: Sir Winston Churchill. Plaats: het Lagerhuis in Londen. Tijdstip: 28 oktober 1943, midden in de oorlog.Het is een van zijn meest memorabele parlementaire toespraken. Uitgerekend op een moment dat –zou je denken– de Britten wel iets anders aan het hoofd hebben, debatteert het Lagerhuis op Churchills initiatief over herbouw van het gebombardeerde parlementsgebouw. Met overgave doet de minister-president eraan mee: „Het parlement is het aan zichzelf verschuldigd, aan het land, aan de natie dat er geen gat valt, geen ongemakkelijk hiaat in de parlementaire continuïteit.”

Met zo veel passie wordt nooit over het Nederlandse parlement gesproken. Meestal is de toon zuinig. Wij, de Tweede Kamer, kunnen het maar zelden goed doen. En dat is niet van recente datum. Al ver voor de oorlog werd gemopperd over het ”praathuis aan het Binnenhof”.

Kritiek hoort

Een parlement doet het nooit goed in ieders ogen. Kan het ook nooit goed doen. Als politiek kiezen is, dan moet er ook steeds tegen iets gekozen worden – tegen een wens, een belang, een opvatting.

Sterker nog: een Kamermeerderheid moet moed hebben om tegen de stroom in te gaan, om juist niet te doen wat op hoge toon wordt geëist.

Veel van de kritiek is borrelpraat, afkomstig van mensen die niet beter weten. Of –misschien nog wel erger– van lieden die juist wél beter zouden moeten weten.

Er wordt aan het Binnenhof op alle lagen gewerkt met een ijver, een toewijzing en een overgave, de publieke zaak waard. Nederland kan trots zijn op z’n parlement. Dat ons land een stabiele democratie is, is niet in de laatste plaats de verdienste van wat aan het Binnenhof door de jaren heen tot stand is gebracht. Misschien een tikkeltje saai, maar wel solide.

Maar dat is geen reden om tevreden achterover te leunen. Er kan altijd en overal iets beter. Dat is in het geval van de Tweede Kamer meer dan een simpele platitude. Er is te veel kritiek op het parlementaire functioneren om er achteloos aan voorbij te gaan. Er zijn rapporten volgeschreven over hoe de Kamer beter kan én beter moet.

De ondertoon is steeds hetzelfde: de Tweede Kamer is op hol geslagen, gaat op in de waan van de dag, deint mee op de golven van de actualiteit en komt niet toe aan belangrijker zaken.

Die kritiek over de ”incidentendemocratie” was voor ons –prille Kamerleden als Paul Kalma, Ed Anker en ik, van meet af aan bijgevallen door de oude rot Charlie Aptroot– te serieus om ons hardop af te vragen of de Kamer het zich niet zou moeten aantrekken. Nee, niet door een nieuw rondje advies aan buitenstaanders te vragen. Maar door zelf in de spiegel te kijken. Dat is de aanleiding geweest voor de veel geciteerde motie-Schinkelshoek c.s., de motie die alweer twee jaar geleden opriep tot zelfbezinning, tot „parlementaire zelfreflectie.”

Nee, ik ga geen balans opmaken. Dat komt mij niet toe, dat is aan de Kamer. Maar wel wil ik kwijt dat de uitkomsten van dat proces –een proces waarvoor de Kamervoorzitter tekende– me lang niet zijn tegengevallen.

Natuurlijk had het kloeker, ingrijpender gekund. Natuurlijk blijft er genoeg te wensen over. Nee, ik begin nu niet over de parlementaire verruwing… En evenmin over de volksvertegenwoordigende rol van het Kamerlid. Dat we meer dan vergadertijgers zijn, had meer reliëf mogen krijgen. Maar ’t is net als met een glas water. Je kunt zeggen dat het halfleeg is. Maar je zegt net zo veel als je het halfvol noemt. En voor mij is dit glas méér dan halfvol De waarde zit voor mij niet eens zo zeer in de reeks aanbevelingen – aanbevelingen vol goede, nuttige en boeiende voorstellen en suggesties om de overijling tegen te gaan, om meer werk te maken van parlementaire kerntaken als wetgeving en controle, om scherper te letten op de uitvoerbaarheid van wat we besluiten, om een eigen, meer toekomstgerichte agenda te ontwikkelen.

Nee, de waarde zit vooral in de zelfreflectie zelf. Door kritisch naar zichzelf te kijken geeft de Kamer aan ontvankelijk te zijn voor verbeteringen. Zich bewust zijn van dat-het-beter-moet is het beginpunt van een parlementaire cultuuromslag, nodig om zich te ontworstelen aan kritiek en zelfs dedain.

Eén ding staat voor mij vast: dat begint bij de Kamer zelf. Het begint bij iets meer zelfvertrouwen, iets minder zelfkastijding, bij iets minder zelfbeklag, iets meer zelfbewustzijn. Als me na mijn parlementaire entree iets is opgevallen, is het wel die verongelijkte onhebbelijkheid waarmee de Kamer het vaak onbewust over zichzelf heeft. Alsof we onszelf willen verontschuldigen. Alsof we d’r ook niks aan kunnen doen. Alsof we ons willen verschonen tegenover de kiezer.

Wie zich als onbeduidend voorstelt, wie schouderophalend over zichzelf spreekt, wie zichzelf tekortdoet, moet vooral niet verbaasd zijn dat de buitenwereld hem niet ziet staan. Of zoals mijn moeder vroeger zei: „Loop vooral rechtop, jongen.”

Kijk, zo veel zelfverzekerdheid als Churchill midden in de oorlog demonstreerde klinkt in Nederland als zelfoverschatting. Maar ietsje meer zelfbewustzijn aan het Binnenhof kan geen kwaad. Als dat de uiteindelijke uitkomst van de parlementaire zelfreflectie is, is deze exercitie pure winst.

De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Dit artikel is gebaseerd op zijn afsluitende toespraak op de woensdag gehouden conferentie over ”parlementaire zelfreflectie”, een initiatief dat uit zijn koker komt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer