Synode ziet af van eigen jeugdbureau
De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken heeft besloten dat deputaten kerkjeugd en onderwijs zich vooral gaan bezighouden met hun hoofdtaak. Dat is het bevorderen van de christelijke opvoeding en schriftuurlijke voorlichting aan jongeren. Daarmee is het voorstel voor het oprichten van een eigen jeugdbureau vooralsnog van de baan.
Het voorstel om te komen tot een eigen jeugdbureau leverde tijdens eerdere zittingen veel discussiestof op. De rapportage van het deputaatschap kerkjeugd en onderwijs verheugt zich op de synode steeds in grote belangstelling van de jeugd.
Deputaten hebben als taak zelfstandig lijnen uit te zetten naar de kerken. Maar het beleid werd steeds overschaduwd door de verhouding tussen de CGJO (Christelijke Gereformeerde Jongerenorganisatie) en het LCJ (Landelijk Contact Jeugdverenigingen). Het LCJ ontstond uit onvrede over de koers van het CGJO. In het kader van hun uiteindelijke verantwoordelijkheid stond deputaten een zelfstandig jeugdbureau voor ogen als mogelijkheid om richting te geven aan de problematiek van de jongeren.
In de gevoerde discussies klonk steeds de zorg door dat met een nieuw jeugdbureau zou worden ingegrepen in het bestaande werk. Zelfs werd gesuggereerd dat een jeugdbureau wel eens een reddingsoperatie zou kunnen zijn voor het in de ogen van enkele synodeleden zieltogende CGJO. Het feit dat vijftien sprekers 84 vragen stelden, werd typerend genoemd. Ook werd gezegd dat het LCJ geen behoefte heeft aan een landelijk bureau. De wenselijkheid ervan zou ook niet aangetoond zijn.
Eigen taak
Commissierapporteur ds. H. van den Heuvel en deputatenvoorzitter ds. D. Visser gaven aan „dat de conclusie dat het CGJO zieltogend is niet op feiten stoelt.” Ds. Visser benadrukte juist dat het voorgestelde jeugdbureau een heel andere taak zou krijgen dan de twee bonden. Hij noemde met name het ontwerpen van een leer- en opvoedingsplan, dat voor de breedte van de kerkjeugd bedoeld zou zijn. Hij ziet christelijke opvoeding primair als een taak van ouders, maar „die verzaken dat nogal eens.” De predikant vond dat de synode pas een oordeel kan vellen over het jeugdbureau als een doelgerichte opdracht daartoe gestalte krijgt. Eis van de synode was ook dat zo’n bureau in ieder geval niet concurrerend werkt. Overigens gaven deputaten aan nog niet te kunnen overzien wat het bureau zou gaan kosten.
Dinsdag werd de discussie afgerond. De synodecommissie zag met deputaten in dat een eigen jeugdbureau vooralsnog niet haalbaar is. Zowel deputaten als commissie betoogden dat het jeugdwerk steeds in het licht had gestaan van de discussie over de positie van de afzonderlijke jeugdorganisaties. „Maar wij willen graag onze hoofdtaak uitoefenen”, zei deputatenvoorzitter ds. D. Visser. Deze deputaat wilde overigens de optie van een jeugdbureau op termijn wel openhouden.