Tijd voor kerk om te zwijgen
De bijdrage van het calvinisme aan de samenleving lag in zijn verstaan van de kerk. Ook nu moet de kerk een robuust alternatief bieden, aldus prof. dr. George Harinck maandagavond op de Calvijndebatavond in Groningen. Hieronder een verkorte weergave van zijn statement.
De opvattingen van Johannes Calvijn waren stoer in de zin van stevig en robuust. Zijn breuk met de Rooms-Katholieke Kerk leidde tot een zelfstandige positie, niet alleen voor de gelovige of het terrein van de kerk, maar ook inzake de samenleving.Het calvinisme schoot in de tweede helft van de zestiende eeuw wortel in dit land, nadat het doperdom en het lutheranisme zich hier al eerder gevestigd hadden. Waarom zou het desondanks zijn stempel drukken op de Republiek die vanaf 1581 gestalte kreeg? Omdat het in een fase van religieuze en politieke omwentelingen een robuust antwoord had op de meest prangende problemen van die tijd. Ik wijs op twee zaken.
Ten eerste: toen er buiten het eeuwenoude roomse kerk-instituut een nieuwe kerkelijke organisatie gevormd moest worden, koos Calvijn voor een organisatie dicht bij de mensen. De kerk was geen instituut onafhankelijk van de gelovigen, maar bestond uit de leden die God onderweg naar Zijn rijk vergaderde.
Ongeacht stand, bezit of kennis stond elke gelovige overal direct voor zijn God. Deze robuuste keuze voor het individu bleek uit de stem die kerkleden kregen. Ze zongen zelf hun psalmen in de kerkdienst en hadden zelfbestuur. Deze lichte organisatievorm leidde niet tot desintegratie van de kerkelijke gemeenschap, maar tot een concentratie op haar doel: de vergadering, bemoediging en educatie van gelovigen onderweg.
Deze gedurfde keuze voor de gelovige en tegen het instituut bood ten tweede ook een nieuwe samenlevingsvisie. Als het heil niet het instituut maar de gelovige betrof, ging het in de wereld niet langer om de kerk, maar om het leven.
In de negentiende eeuw bevond Nederland zich opnieuw in een politieke en religieuze omwenteling. De liberale Grondwet van 1848 scheidde de kerk van de staat: de burger werd vrij van kerkelijke machtsoefening en de politieke samenleving werd op den duur voor alle burgers toegankelijk. Calvijns accent op het individu en op gewetensvrijheid had een liberale vertaling gekregen.
C-factoren
Abraham Kuyper nam de oude draad van Calvijn weer op en bepleitte een kerk die zich niet aan de staat of de natie bond, maar alleen aan haar leden en die aan God en Zijn Woord. Op deze manier bevrijdde hij de samenleving van een liberaal juk. De exclusieve calvinistische kerk bleek de voorwaarde voor een inclusieve gemeenschap: een samenleving die zolang de wederkomst op zich laat wachten, niemands overtuiging buitensluit, maar elkeen gelijke rechten verschaft.
Kuyper kende de kerk om deze reden geen rol toe in het publieke domein. Maar de kerk-leden wel. Dit resulteerde in een Nederlandse samenleving waar de levensbeschouwing de groepsvorming in de samenleving bepaalde en de vrijheid van richting in de samenleving wordt beschermd.
Vandaag staan we volgens menigeen opnieuw voor een politieke en religieuze overgang. De vrijheid heeft geleid tot morele wildgroei, de samenleving is op drift, religie biedt geen soelaas.
Tweemaal in de geschiedenis van Nederland heeft het calvinisme met zijn robuuste visie grote invloed uitgeoefend op de structuur van kerk en samenleving. Heeft Calvijn ons opnieuw iets robuusts te zeggen? Menigeen denkt van wel, en wijst daarbij op spaarzin, soberheid en andere C-factoren.
Maar als we naar de vorige twee crisisperioden kijken, valt op dat de calvinisten begonnen met een visie op de kerk. Wat doet de kerk vandaag? Bruggen bouwen om de polarisatie tegen te gaan, verzoening en hoop preken tegenover het cynisme. Met alle respect, maar dat doen alle goedwillende mensen. Het calvinisme boeide in het verleden doordat het niet de scherpe kantjes van het katholicisme of van het liberalisme afsleet, maar doordat het een robuust alternatief presenteerde.
Nieuwsgierig
Zou de kerk er niet beter aan doen om, in plaats van in de samenleving op te komen voor randgroepen, vreemdelingen en zwakken, zich meer van de samenleving af te zonderen? Ligt haar kwaliteit en haar begrenzing niet in het feit dat zij een gemeenschap is die georiënteerd is op het heil dat bezig is naar ons toe te komen van buiten de geschiedenis?
In de samenleving moeten we het met elkaar zien uit te houden, maar alleen daarbuiten, in de kerk, is er ruim zicht op heil en vrede. Haar leden moeten uitzwermen in de samenleving en met de gaven van de Geest getooid hun medeburgers nieuwsgierig maken naar de kerk. Die spanning tussen nieuwsgierigheid en verberging houdt de samenleving scherp en de kerk alert. En dat is precies wat een robuust calvinisme beoogt.
De auteur is hoogleraar geschiedenis en directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit.