De Kamer en de mythe van het dualisme
Een groepje Kamerleden bepleit een onafhankelijker rol van de Kamer ten opzichte van het kabinet. Meer dualisme, is de leus. Het verleden geeft de ijveraars voor een sterker parlement niet veel hoop.
„De Kamer is zo sterk als de 150 leden samen”, zo sprak Kamervoorzitter Verbeet onlangs bij de presentatie van het rapport ”Vertrouwen en zelfvertrouwen”, het resultaat van een onderzoek van de stuurgroep Parlementaire zelfreflectie dat anderhalf jaar heeft geduurd. Woensdag wordt op het Binnenhof een grote conferentie naar aanleiding van het rapport gehouden. Kamerleden, oud-bewindslieden en wetenschappers buigen zich over de vraag hoe het parlement zijn positie ten opzichte van het kabinet kan versterken.Het dualistische adagium ”Regering, regeer! Kamer, controleer!” moet wat worden opgepoetst, zo is de gedachte. Een van de belangrijkste conclusies in het rapport is namelijk dat de Kamer zich te veel als medebestuurder en te weinig als controleur opstelt.
Het pleidooi voor meer dualisme klinkt niet voor het eerst. In 1975 en 1976 hebben parlementariërs maandenlang gediscussieerd over de vraag welke positie de Kamer moest innemen tegenover het kabinet. De toenmalige Kamervoorzitter Vondeling stelde in zijn boekje ”Tweede Kamer: lam of leeuw?” een reeks van aanbevelingen op om die positie te verstevigen; een betere opleiding voor kandidaat-Kamerleden, meer ambtelijke ondersteuning voor Kamerleden, toetsing van de kabinetsvoorstellen op hun uitvoerbaarheid. Het zijn dezelfde aanbevelingen zoals die nu worden voorgesteld.
„Ik heb veel geleerd in de oppositie”, zei CDA-voorman Balkenende begin 2002, toen hij pleitte voor herstel van het dualisme tussen regering en Kamer. Om te beginnen moesten niet de fracties maar de kandidaat-ministers het regeerakkoord opstellen. Zo zouden de Kamerleden meer politieke vrijheid krijgen. Drie maanden later, toen Balkenende zelf formateur werd, was hij zijn eigen voorstel vergeten.
Hoe komt dat toch? Dat voorstellen voor meer dualisme het zelden halen? Politicoloog Daalder wees vijftig jaar geleden al op de mythe van het dualisme. Hij stelde vast dat vrijwel alle partijen de behoefte hebben om bij de vorming van een regeerakkoord vaste garanties in progamma’s en personen te zoeken. Zo werkt de macht in het Nederlandse bestel nu eenmaal, wilde Daalder maar zeggen.
In de dagelijkse praktijk op het Binnenhof is de overheersende tegenstelling niet die tussen regering en parlement, maar die tussen coalitie en oppositie. De fractievoorzitters van D66, GroenLinks en SGP constateren dat deze weken weer eens. Zij zien de fractievoorzitters van de coalitiepartijen bijna dagelijks naar het Torentje sjokken om te onderhandelen over de aanpak van de crisis. De oppositie komt er niet aan te pas.
Dit mechanisme van de macht wordt in het rapport niet besproken. De stuurgroep Parlementaire zelfreflectie wil morgen, net als eerder Vondeling en Balkenende, de lijnen trekken van een dualistischer verhouding tussen Kamer en kabinet. Het verleden leert dat daar niet veel terecht van zal komen.