”Stoere calvinist” geuzennaam, geen scheldwoord
”Stoere calvinist” is een geuzennaam, zo betoogde ir. B. J. van der Vlies maandagavond op de Calvijndebatavond in Groningen. Een verkorte weergave van zijn statement. Welke kenmerken moet iemand hebben om stoer te zijn? Krachtig van lichaamsbouw? Onvermoeibaar voortwerken; onbuigzaam, onverzettelijk zijn.
Ondanks zijn uiterst labiele gezondheid leverde Calvijn een prestatie in woord en geschrift die aan het ongelooflijke grenst. Waarschuwingen dat het te veel zou kunnen zijn, waren aan hem slecht besteed. Helemaal in lijn met zijn lijfspreuk ”terar dum prosim” (ik mag verteerd worden, als ik maar nuttig ben).Hij was standvastig, allesbehalve een windvaan, had de euvele moed om tegendraads te zijn. Dat ondervond men in de kerkelijke hiërarchie, ook aan universiteiten en bij godsdienstgesprekken waar leergeschillen moesten worden beslecht en Calvijn iedereen de baas was. Daarop stuitte ook de stadsraad van Genève, die al zijn nieuwe ideeën voor de contacten tussen kerk en overheid met gefronste wenkbrauwen aanschouwde.
Een geduchte tegenstander dus van alles wat hij oordeelde tégen Gods bedoeling te zijn. Ongetwijfeld werd hij de belangrijkste reformator. Zelf zou hij dat nooit zo hebben gevonden, daar had hij Luther en anderen te hoog voor. Hij zou ook niet hebben willen weten van een naar hem vernoemde kerkelijke stroming. Voor zichzelf kwam hij niet verder dan zich als een herdershond van God te beschouwen, een hond die gaat blaffen als zijn baas wordt aangevallen.
Welnu, ‘geblaft’ heeft hij. Aanhoudend en indringend. Zonder aanzien van personen. Onafhankelijk en met gezag. Het werd de hoogwaardigheidsbekleders regelmatig te gortig. Verbanning volgde. Hij moest de wijk nemen naar Straatsburg.
Enkele jaren later doen de leden van de raad van Genève een beroep op hem om terug te komen. Calvijn is de enige die het tij ten goede kan keren. Zijn eerste reactie is: „Liever op staande voet sterven dan voortdurend op die pijnbank van Genève te worden gemarteld!” Toch geeft hij zich uiteindelijk gewonnen met de beroemd geworden woorden: „Ik breng mijn hart aan de Heere ten offer.”
Na zijn terugkomst in Genève wordt zijn optreden met veel emotie en tumult tegemoetgezien. Hij gaat in de eerste kerkdienst gewoon verder waar hij gebleven was. Geen verdere poespas, gewoon dienaar van het Goddelijke Woord. Zelf heb ik dit altijd een van de sterkste momenten van zijn leven gevonden. Inderdaad, de stoere Calvijn.
Als men beweert dat Calvijn ongenaakbaar en ongevoelig was, kent men absoluut zijn brieven niet, noch zijn commentaar op bijvoorbeeld de Psalmen. Daarin laat hij zich regelmatig in het hart kijken. Een hart dat warm klopt. Hij onderhield een wereldwijde briefwisseling, veelal verzorgd in de kleine uurtjes. De pastorale toon treft diep. Het is onmogelijk vol te houden dat Calvijn een koele observator zou zijn geweest, maar een beetje de studeerkamergeleerde uithing, een verschrikkelijke tiran was die vele slachtoffers maakte, of nog erger was dan Lenin of Stalin (zo Stefan Zweig veronderstelde).
De Godvervreemding en de menselijke autonomie zaten in zijn dagen in de lucht. Calvijn heeft grondig op deze doorwerking van de verlichting gereageerd. Hij is eenvoudig voorgegaan in het weer leren lezen van de Heilige Schrift. Tot de dag van vandaag is zijn boodschap niet verouderd of achterhaald. Integendeel, hij is onze bondgenoot in het ontmaskeren van de huidige tijdgeest van individualisme, relativisme en onzekerheid.
Hij raadt ons aan ons te verlaten op de voorzienige leiding van God in ons leven. Te midden van alle culturele, politieke en kerkelijke spanningen wist hij zich geborgen in de eeuwige God, Die ons in Christus Zijn hart verklaart. Een vluchthaven zonder weerga, juist ook in deze tijd van kantelende zekerheden door de economische en morele crisis. Van Calvijn kunnen we leren het touw van je vertrouwen vast te knopen aan Gods zorg en Vaderliefde.
Calvijn hamert erop vergenoegd te leren zijn in wat we zijn. De geestelijke vreemdelingschap, die overigens onze aardse roeping in studie, arbeid, gezin, gemeente en samenleving niet blokkeert. Van zijn brede en ruime visie getuigen zijn vele interkerkelijke en internationale contacten. Soberheid en matigheid dimensioneren het genieten van het goede en mooie op aarde binnen de bandbreedte van het oorbare.
Democratisering
Calvijns grote verdienste voor maatschappij en politiek is zijn klemtoon op de rol van het eigen geweten. Ieder is zelf direct verantwoordelijk voor God. Daarin kan de kerk uiteindelijk niet bemiddelen.
Het is niet overdreven om te stellen dat Calvijn en het calvinisme zich ontpopten tot een belangrijke aanjager voor onze welvaart, een enorme impuls hebben gevormd voor de markteconomie. Er kwam ook een aanzet uit voort tot democratisering in kerkelijk en overheidsambt, zonder door te slaan naar volkssoevereiniteit.
Maar het belangrijkste voor in elk geval ónze nationale historie is dat Calvijn en het calvinisme de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse koning voorzichtig legitimeerden. Een burger mag zich verzetten tegen onrecht of tirannie. Die notie vinden we terug in ons volkslied.
Het klinkt in het parlementaire debat regelmatig: „een typisch calvinistisch trekje”. Alle aanwezigen herkennen dat meteen. Het gaat dan al naar gelang de context om zuinigheid, soberheid, werklust, plichtsbesef, verantwoordelijkheid, offervaardigheid of dienstbetoon. We zullen deze eigenschappen hard nodig hebben als het kabinet met zijn pakket maatregelen komt om de crisis het hoofd te bieden.
Een stoere calvinist: laat het een geuzennaam blijven en in deze geseculariseerde tijd toch niet verworden tot een vilein scheldwoord!
De auteur is voorzitter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.