Doorlopend getuigenis over de Mensenzoon
Titel:
”De apocalyptische Christus, volgens TeNaCh, Septuagint en Evangelie”
Auteur: dr. W. Aalders
Uitgeverij: GroenISBN Heerenveen, 2001, ISBN 90 582 92 401
Pagina’s: 184
Prijs: € 18,16 (ƒ 39,95).
Het jongste boek van dr. W. Aalders, ”De apocalyptische Christus”, is één doorlopend getuigenis aangaande de Mensenzoon, bij Wie de geschiedenis niet uit de hand loopt. Ook niet in een apocalyptische tijd als de onze.
Groen van Prinsterer noemde in het voorwoord op zijn ”Ongeloof en revolutie” de geschiedenis „het vlammend schrift van de heilige God.” Hij ontleende deze omschrijving aan het boek Daniël. Dr. W. Aalders rangschikt in zijn recent verschenen boek ”De apocalyptische Christus” Daniël onder de profeten. Dat is ook het geval in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament – in tegenstelling tot de Hebreeuwse canon van het Oude Testament.
Aalders roept ook de grote Joodse generaal, priester en geschiedschrijver Flavius Josephus tot getuige, die Daniël tot de grote profeten rekende. Josephus beriep zich in dezen ook op de Septuagint. Hij had in een grot bij de Galilese stad Jotapata een nachtelijke godsverlating doorgemaakt, die hem „de eenheid Gods in de geschiedenis deed hervinden.” En wel op grond van de droomuitleg van „de profeet Daniël” aan Nebukadnezar, zoals die wordt beschreven in Daniël 2, met de vier wereldrijken: Babel, Assur, Medië en Perzië.
De tijd van de profeten, zegt Aalders, is niet geëindigd met Zacharia en Maleachi, „maar heeft nog een voortzetting in Daniël.” Het bijbelse canonisatieproces is begonnen met de thora, onder het Sinaï-verbond, het kreeg zijn voortzetting onder de profeten (de Nebiim) met het Davidische Sion-verbond. Dat verbond vormde geen afsluiting, maar de ontplooiing van het Sinaï-verbond. De grondleggende profeet van het Sion-verbond is Jesaja, die het uitzicht opent op ”het theocratisch messianisme” in het laatste der dagen ofwel het eschaton. De ”Heer van de berg Sinai” vertoont zich bij Jesaja als de ”Heer van de berg Sion”, van de stad Jeruzalem. Bij Jesaja krijgt JAWEH in het perspectief van de toekomst de naam ”Wonderlijk, Raad, Sterke God…” (Jes. 9:5).
Daniël
Nadat Aalders in zijn boek zo de profeet Jesaja voor het voetlicht heeft gehaald, komt hij toe aan de profeet Daniël, om wie het in zijn boek gaat. Hij noemt diens profetie in het Oude Testament uniek, omdat deze apocalyptisch van aard is, te vergelijken met het boek Openbaring in het Nieuwe Testament. Daarbij richt hij zich vooral op Daniël 7:14 en 15, waar Daniël een „Mensenzoon” ziet, die uit de handen van de oude van dagen de wereldheerschappij ontvangt. Een heerschappij zonder einde, een heerschappij ook over alle volken, naties en talen. „Deze intronisatie in de Hemel van de Mensenzoon betekende een apocalyptische wending in de messiaans-theocratische traditie, die sinds de klassieke profeten nauw verbonden was met het land Israël, met het Davidische geslacht, met Jeruzalem en de berg Sion, met de tempel”, concludeert dr. Aalders.
Ik permitteer mij hier een vraag, die in het boek onbeantwoord blijft. De auteur zegt dat Daniël 7:13 en 14 in de Joodse uitleg nauwelijks wordt genoemd. Dat blijkt onder andere ook uit de boekrollen die in de vorige eeuw werden gevonden in de grotten van Qumran. De vraag is of dit in z’n algemeenheid geldt. Toen ik recent in een bijeenkomst met enkele orthodoxe rabbijnen deze teksten ter sprake bracht en de vraag stelde wie de Mensenzoon in hun uitleg dan wel is, werd zonder dralen verwezen naar Jesaja 11, waar gesproken wordt over het Messiaanse vrederijk.
Het zal waar zijn dat Israëls nationalistische aspiraties zijn achterhaald. Maar welke weg heeft Israël te gaan om te zien Wie haar eigen Messias is? Waarom gaat Israël tot op heden een andere weg? Op dit punt zou ik verdere doordenking wensen. Hoe zit het hier met de „verborgenheid Gods”, verkondigd aan de profeten (Amos 3:7), geproclameerd in het midden van de geschiedenis (Rom. 11:26) en geopenbaard in het eschaton (Openb. 10:7)? Aalders’ behandeling van de (weder)oprichting van het Koninkrijk aan Israël in Handelingen 1 kan me daarom niet helemaal bevredigen.
Reveil in Galilea
Het antwoord op de vraag wie de Mensenzoon uit Daniëls apocalyptische profetie is, vindt dr. Aalders uiteindelijk bij de evangelist Mattheüs. „Heden is de Schrift vervuld”, is het telkens herhaalde refrein bij deze evangelist. In het Mattheüs-evangelie gaat Christus over Zichzelf spreken als de Zoon des Mensen, met en in Wie het koninkrijk nabij is gekomen en aangebroken. Alleen het geloof, zegt dr. Aalders, herkent daarom in Jezus de nu reeds aanwezige Mensenzoon uit de Daniël-profetie, die „eenmaal zal komen in heerlijkheid en alle engelen met Hem, als hij plaats zal nemen op de troon Zijner heerlijkheid” (Matth. 25:31).
Ik aarzel niet Aalders’ beschrijving van het Evangelie van Mattheüs indrukwekkend te noemen. Hij spreekt van „een apocalyptisch reveil in Galilea” tijdens het optreden van Jezus. Hier ligt voor hem ook de ontknoping –ja, zo noem ik dat– van de vraag wanneer de ”intronisatie” van de Mensenzoon heeft plaatsgehad. Volgens Calvijn en andere uitleggers na hem ontving Christus bij Zijn hemelvaart de macht om te heersen over de volkeren.
Bij Aalders ligt de intronisatie in het slot van het Mattheüs-evangelie, in Mattheüs 28:16-20, waar Jezus met Zijn jongeren samenkomt „op de berg, die Hij hen bescheiden had.” Op die berg –volgens dr. Aalders dezelfde als die van de Bergrede– sprak Jezus de woorden „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”, waarna Hij Zijn jongeren de wereld in zond. Hier kwam het reveil in Galilea tot zijn „apocalyptische volheid.”
Midden
De Pinkstergeest zal de zijnen aangorden om het getuigenis aangaande Christus als de Kurios wereldwijd te verkondigen. Maar wat de vervulling van de profetie betreft: de geschiedenis heeft niet alleen een begin en een einde maar ook een midden. Zo en daarom vond de intronisatie van de Mensenzoon plaats op een concrete plek in de geschiedenis.
Wie zal hier het laatste woord spreken? Maar Aalders’ boek is één doorlopend getuigenis aangaande de Mensenzoon, bij Wie de geschiedenis niet uit de hand loopt, ook niet in een apocalyptische tijd als de onze. Daarom is dit boek ook uiterst actueel. De titel van het boek, ”De apocalyptische Christus”, is op zich al een getuigenis. Christus is als Mensenzoon reeds aanwezig in Tenach –de samentrekking van thora, nebiim (profeten) en chetubim– en wordt ons in volle heerlijkheid onthuld in de Evangeliën.
Dr. Aalders schreef geen gemakkelijk boek. Het bevat veel geladen, en in de uitleg intussen verrassende woorden uit het Hebreeuws en het Grieks. Aalders’ boek legt er ook getuigenis van af, dat hij met dankbaarheid en vrucht gebruik heeft gemaakt van de resultaten van vooral de oudtestamentische bijbelwetenschap. Hier en daar kan (zal) dat vragen oproepen, bijvoorbeeld bij de uiteenzetting van de totstandkoming van het boek Jesaja.
Maar bij zijn beschrijving van de inhoud van het Mattheüs-evangelie, laat hij blijken kritisch, afwijzend te staan tegenover „de verdedigers van de moderne schriftkritiek, die weer vele volgelingen hebben.” En wel omdat ze „de historische integriteit van Mattheüs’ weergave” in twijfel trekken. De geschiedenis is verankerd in de historie van Kruis en Opstanding.
Bijbelwetenschap
Wie geeft over de kwestie van (verantwoord) gebruik van de bijbelwetenschap nog eens een helder geschrift uit? Dat kan men van een 92-jarige niet meer verlangen. Nochtans schreef dr. Aalders op die leeftijd nog een boek, in lijn met eerdere boeken, waarin hij de geschiedenis als „het vlammend Schrift van de heilige God” ons heel dicht bij het hart legt.
Met dank aan de schrijver nam ik de inhoud van dit boek tot mij.