„VS folteren soms gevangenen”
Belangrijke al-Qaida-strijders en aanhangers van het voormalige Afghaanse Taliban-regime die niet meewerken met hun Amerikaanse ondervragers, worden soms gemarteld in ondervragingscentra buiten de VS. Dat meldde The Washington Post donderdag.
In een uitgebreid artikel noemt de krant de Amerikaanse militaire basis Bagram als voorbeeld. Gevangenen die volgens hun ondervragers mogelijk over belangrijke informatie beschikken, maar die „niet meewerken” moeten vaak urenlang blijven staan. Ook worden zij regelmatig vastgebonden in pijnlijke houdingen met een zwarte kap over het hoofd en geluiddempers op hun oren. Een veeltoegepaste methode om de weerstand van gevangenen te breken, is hun slaap onthouden tijdens urenlange verhoren in helverlichte ruimten.
Deze laatste methode wordt in het jaarlijkse rapport van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken over buitenlandse mensenrechtensituaties regelmatig omschreven als „foltering.” Wanneer ’belangrijke’ gevangenen worden getransporteerd, worden zij volgens sommige informanten die bekend zijn met de ondervragingsmethoden, „vaak in nauwe ruimten opgesloten, langdurig op de voetzolen geslagen of tegen muren gegooid.” Het komt regelmatig voor dat ”vijandelijke strijders”, zoals dergelijke gevangenen worden genoemd, bij hun arrestatie worden verwond.
Volgens de informanten van The Washington Post worden in de periode daarna medicamenten „soms selectief” gebruikt. De krant suggereert dat pijnstillers daarbij worden afgewisseld met middelen die het bewustzijn beïnvloeden. The Washington Post heeft de informatie van enkele voormalige inlichtingenfunctionarissen en van tien huidige functionarissen die betrokken zijn of geweest zijn bij de ondervraging of bij het transport van prominente gevangenen. Zij vergoelijken de harde praktijken, maar verdedigen deze ook als „noodzakelijk” om informatie uit de gevangenen te krijgen.
„Vóór de elfde september bestond er in dit opzicht een bepaald klimaat en dat geldt ook voor de periode ná de elfde september; voor wat de laatste periode betreft kan ik verzekeren dat er nu hard wordt opgetreden”, aldus een van de informanten van de krant. Hij benadrukte dat de „harde methoden” zoals die onder meer werden toegepast bij al-Qaida-topman Abu Zubaida „belangrijke informatie hebben opgeleverd die ons in staat heeft gesteld om enkele andere prominente al-Qaida-aanhangers te arresteren.”
De harde ondervragingsmethoden worden toegepast door specialisten van de CIA en door militaire deskundigen. Dat gebeurt in geïsoleerde ondervragingsruimten op militaire bases buiten de VS zoals eerdergenoemde basis Bagram of op het Britse eiland Diego Garcia in de Indische Oceaan, dat de VS mogen gebruiken. Dit zijn buitenterritoriale gebieden waar geen Amerikaans recht geldt. De betrokken gevangenen hebben dus geen recht op juridische bijstand en hun namen worden zelfs niet bekendgemaakt. De Amerikaanse autoriteiten beschouwen hen ook niet als krijgsgevangenen voor wie de afspraken van de conventies van Genève gelden, hoewel een van de informanten The Washington Post verzekerde dat alle gevangenen „humaan” behandeld worden. Overigens onderzoekt het ministerie van Defensie momenteel twee gevallen waarbij gevangen op de basis Bagram zijn gestorven.
Een humane behandeling is niet altijd gegarandeerd voor gevangenen die aan derde landen ter ondervraging worden overgedragen. Het gaat hier volgens het artikel in de Post om gevangenen die volgens de Amerikanen van iets minder belang zijn. Hun ondervraging wordt dan ’uitbesteed’ aan derde landen. Dat betreft meestal Jordanië, Egypte of Marokko. Deze landen staan bekend om hun hardhandige behandeling van gevangenen, die regelmatig worden gemarteld. Een van de informanten van The Washington Post zei er „niet zeker van te zijn” dat er in deze landen wordt gemarteld. Maar mocht dat wel het geval zijn, dan was volgens hem de informatie die op deze manier wordt verkregen „toch altijd de moeite waard om na te trekken.” Zowel het ministerie van Defensie in Washington als de inlichtingendienst CIA weigerde commentaar te geven op het artikel van The Washington Post.