Dat zei hofpresident L. Verheij in NRC Handelsblad van afgelopen zaterdag. „Raadsheren worden uitgemaakt voor schoften, links tuig, hypocrieten en domme eikels. En dat zijn nog de meest beschaafde verwensingen”, aldus de president.Verheij is bezorgd over de felheid waarmee in de samenleving en in het parlement wordt gereageerd op de beschikking van het hof.

Wilders zelf vindt de hatelijke reacties „absoluut verwerpelijk.” Volgens de PVV-leider mogen mensen laten weten dat ze boos zijn over het besluit. Maar schelden en dreigen zijn volgens hem onaanvaardbaar.

Het gerechtshof in Amsterdam bepaalde in januari dat Wilders moet worden vervolgd voor het doen van anti-islami-tische uitspraken. Eerder ont-vingen ook de raadslieden E. Lucas en G. Spong haatmails. Beide advocaten hadden zich ingezet voor de vervolging van het Tweede Kamerlid.

Verheij vindt het eveneens kwalijk dat de drie raadsheren die de zaak behandelden in columns en op weblogs persoonlijk worden aangevallen. „Die aanvallen zijn voor rechters heel vervelend. Er wordt gegraven in allerlei privé-informatie om aan de hand daarvan hun juridische oordeel te diskwalificeren. Dat rechters niet meer als een functionaris worden gezien, is een beklemmende ervaring.”

Het hof verklaarde dat de scheldpartijen en haatcampagnes tegen andersdenkenden, zoals Joden, christenen en kapitalisten, de aanleiding vormden om haatzaaien tot strafbaar feit te verklaren.

Het hof gaf aan dat er in de zaak-Wilders sprake is van „het klassieke probleem van de botsing van grondrechten”: het recht van vrijheid van meningsuiting tegenover het recht om als godsdienstige groepering niet te worden gediscrimineerd.

Het hof zei zich ervan bewust te zijn dat een politicus ook buiten het parlement een „zo groot mogelijke” uitingsvrijheid behoort te hebben. In het islamdebat mogen standpunten choqueren. Maar op grond van jurisprudentie vindt het hof dat Wilders zijn boekje te buiten gaat.