Ontwikkelingshulp op lokaal niveau is heel belangrijk voor de wederopbouw van het land, aldus de organisaties. Ze doen vooral kleinschalige projecten op het gebied van basisgezondheidszorg, landbouw en training. De organisaties benadrukken dat sinds de val van de Taliban in 2001 veel vooruitgang is geboekt. Zo ging in 2008 een recordaantal van zes miljoen kinderen naar school, onder wie twee miljoen meisjes. Inmiddels heeft 75 procent van de bevolking toegang tot gezondheidszorg, is malaria met 50 procent teruggedrongen en daalde het sterftecijfer bij de geboorte met 25 procent. Hierdoor genieten de hulporganisaties op veel plaatsen de steun van de bevolking.Aan de andere kant wordt het land steeds onveiliger door gevechten tussen de Taliban en de internationale troepenmacht ISAF. In 2008 vielen er ruim 2100 burgerslachtoffers, een toename van 40 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Hierdoor neemt de weerstand onder de bevolking tegen ISAF toe. De hulporganisaties worden steeds vaker gezien als verlengstukken van het Westen.

Daarom is het belangrijk dat Westerse organisaties het werk op lokaal niveau zo veel mogelijk overlaten aan Afghaanse clubs. „Hoe minder ze geassocieerd worden met Westerse organisaties, hoe beter ze opereren. Onze Afghaanse partners zijn vastbesloten om door te gaan", aldus Karen Mol van Cordaid.

De Afghaanse organisaties onderhouden contact met de lokale bevolking en stamoudsten. „Op die manier kunnen we toch nog goed ons werk doen. Als de stamoudsten weten wat je doet, beschermen ze je", aldus Michel Hulsink van HealthNet TPO.