Adrianus, de Utrechtse paus die faalde
Grote vreugde in Utrecht de eerste dagen van februari 1522. Geen wonder: een Utrechtenaar was tot paus gekozen. Adriaan Florisz. was zijn naam en hij zou als hoogste kerkvorst zo’n anderhalf jaar de tiara dragen. Niet geheel tot zijn genoegen overigens; al te vaak verlangde hij terug naar zijn geboortestad.
Het geboortehuis van Adriaan Florisz. stond in de Utrechtse Brandsteeg. Hier kwam hij op 2 maart 1459 (550 jaar geleden) ter wereld. Zijn vader, Floris Boeiensz., was timmerman; van zijn moeder is alleen de naam bekend: Geertruud.Hoe het huis er precies heeft uitgezien, weten we niet, want in de negentiende en de twintigste eeuw hebben er verbouwingen plaatsgevonden die niets hebben overgelaten van de originele woning. Omdat er toch iets aan Adriaan moest herinneren is op het huidige gebouw in steen zijn portret aangebracht.
Adriaan had een goed verstand. Hij volgde het onderwijs aan de Latijnse scholen. In 1476 ging hij theologie studeren in Leuven en veertien jaar later volgde een aanstelling als hoogleraar. Er was overigens geen sprake van een ”uit het oog uit het hart” met Utrecht, want in 1492 kreeg hij een aanstelling als vicaris van de Pieterskerk en in 1505 werd hij kanunnik van de Domkerk.
Het kon blijkbaar niet op, want in 1511 werd hij ook kanunnik van de Mariakerk. In 1844 is dit gebouw gesloopt; nu herinnert alleen nog een kloostergang aan een groots verleden. Zelf bezocht Adriaan de stad ook meer dan eens, soms ambtshalve, zoals in 1497 toen hij in de Domkerk preekte voor de synodevergadering.
In het Utrechts archief wordt nog een handgeschreven kopie van deze Latijnse leerrede bewaard. Wie hem doorleest, merkt dat Adriaan een zekere welbespraaktheid heeft gehad. Belezen was hij zeker, zoals blijkt uit zijn citeren van vooraanstaande oudvaders zoals Augustinus en Chrysostomus. Belangrijker nog is dat hij de Schrift liet spreken. De lezer treft in de preek meer dan veertig aanhalingen uit het Oude en het Nieuwe Testament aan.
Centraal in de toespraak stond Johannes 16:12: „Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.” Al met al is het een ernstig woord waaruit blijkt dat Adriaan een hoge opvatting had van het geestelijk ambt, niet blind was voor allerlei misstanden onder de rooms-katholieke geestelijkheid en er de hoorders op wees dat zij eenmaal verantwoording moesten afleggen. Wat ten slotte nog opvalt, is dat hij nagenoeg zweeg over allerlei misstanden die ook toen al in de roomse leer waren ingeslopen.
Paushuis
Adriaans maatschappelijke carrière kwam in de lift. In 1507 werd hem verzocht om de leermeester van de latere keizer Karel V te worden. Deze was toen zeven jaar oud. Tussen onderwijzer en leerling ontstond een goede relatie en acht jaar later zond Karel Adriaan naar Spanje om daar voor hem te bemiddelen. Hier werd hij ook bisschop van de Spaanse stad Tortosa.
In 1517 volgde een aanstelling als kardinaal. Het jaar 1517 werd ook in een ander opzicht gedenkwaardig, want op 25 april kocht Adriaan in Utrecht een huis. Hij was er danig mee in zijn schik en verklaarde: „God Zelf gaf mij dit huis dat mij nu liever is dan alle andere huizen in Utrecht.” Hij heeft het laten verbouwen, maar zou er tot zijn spijt nooit in wonen.
Ongeveer een halfjaar nadat Adriaan het huidige Paushuis kocht, sloeg in Wittenberg Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg. Het duurde niet lang of de inhoud ervan drong ook tot de nieuwe kardinaal door.
Toen de theologen uit Leuven niet lang daarna Luthers leer veroordeelden, steunde hij hen van harte. Op 4 december 1519 schreef hij dat hij verwonderd was „dat een man, die zo klaarblijkelijk en zo hardnekkig in het geloof dwaalde en zijn ketterijen overal verspreidde, ongestraft verder mocht dwalen en anderen tot zijn verderfelijke dwalingen mocht blijven aanzetten.”
Hier spreekt dus tevens de inquisiteur, die Adriaan toch ook was en die niets liever wilde dan iedere afwijking en iedere afwijker van de roomse leer uitroeien. Bij Luther is hem dat zeker niet gelukt, ook niet toen hij paus geworden was.
Verkiezing
Geheel onverwacht werd Adriaan op 9 januari 1522 tot paus gekozen. Zelf was hij niet eens aanwezig op het conclaaf. Erg verheugd toonde hij zich er niet over. Dat was in Utrecht wel anders. Toen het nieuws daar bekend werd, liet men de kerkklokken luiden. Broden werden uitgedeeld aan de armen en maar liefst 54 ”gezellen” werden ingehuurd om het feestgedruis in de nachten in goede banen te leiden.
De geestelijkheid van Utrecht schreef de nieuwe paus een brief en verklaarde daarin: „Iedereen is gelukkig. De vreugde is algemeen. Nooit is er in deze stad zo’n eensgezinde blijdschap over enige zaak geweest.”
Hoewel Adriaan zijn moedertaal nog niet vergeten was, antwoordde hij ook in het Latijn. Hij verklaarde aan zijn „beminde zonen” dat hij „ten hoogste verheugd” was geweest over Utrechts reactie, maar vervolgde: „Niet omdat de waardigheid van het pausschap waarmee u mij gelukwenste ons aangenaam was. Want aangezien wij dat nooit gewenst hebben, zo hebben wij toen het ons aangeboden werd, een grote terughoudendheid gehad om het te aanvaarden, vanwege de overgrote last die eraan verbonden is.”
Na een lange reis vond op 31 augustus 1522 de kroning in Rome plaats. Als paus Adrianus VI kreeg hij vervolgens te maken met zaken die zijn krachten verre te boven gingen. Daar was natuurlijk in de eerste plaats de Reformatie. Om Luthers invloed in te dammen, richtte Adrianus zich in een uitvoerig schrijven tegen hem. Nu had hij natuurlijk op zijn pauselijke klompen kunnen aanvoelen dat de Wittenberger dit nooit zomaar over zijn kant zou laten gaan. Dat gebeurde ook niet, want Luther voorzag de brief eerst van bijtend commentaar en veegde vervolgens in een reactie de vloer aan met de paus en de Heilige Stoel.
Schuldbelijdenis
Toch moet gezegd worden dat paus Adrianus VI niet blind is geweest voor de noodzaak van een hervorming. Hij was er zich ook van bewust dat de levenswandel van veel geestelijken niet door de beugel kon. Een en ander resulteerde in een unieke belijdenis, want nooit eerder heeft een paus vrijwillig schuld bekend, net zo goed als het eeuwen heeft geduurd totdat zijn voorbeeld werd gevolgd.
Wat gebeurde er? Tijdens de rijksdag te Neurenberg eind 1522 las de legaat een uitvoerig stuk van Adrianus zelf voor met daarin de zinnen: „Wij weten wel dat ook bij deze Heilige Stoel sinds vele jaren veel is gebeurd dat verafschuwd moet worden: misbruiken in geestelijke zaken, overtredingen van de geboden, ja, dat alles steeds erger is geworden… Wij allen, prelaten en geestelijken, zijn afgeweken van de rechte weg en reeds lang was er niemand die het goede deed. Daarom moeten wij allen aan God de eer geven en ons voor Hem vernederen. Ieder van ons moet toezien waarom hij gevallen is en liever zichzelf veroordelen dan dat hij door God op de dag van Zijn toorn veroordeeld wordt.”
Er loopt een duidelijk aanwijsbare lijn van de preek in de Utrechtse dom van 1497 en deze ontboezeming. In beide ontbreekt echter ook hetzelfde, namelijk een besef van de dwalingen en de misstanden die in de leer van de Rooms-Katholieke Kerk wortel hadden geschoten. En het medicijn dat Adrianus voorschreef, schoot zijn doel voorbij. Hij zei namelijk: „Doch niemand zal er zich over verwonderen dat wij niet met één slag alle misbruiken opheffen. Daarom moeten we stap voor stap voortgaan.”
Want de roomse geestelijken wilden niet inbinden en de gereformeerden merkten op dat het „stap voor stap voortgaan” wel mooi klonk, maar zinloos was als tussen iedere schrede een eeuw lag.
Adrianus’ einde kwam op 14 september 1523. Zijn laatste rustplaats vond deze Utrechtse paus niet in zijn geboorteplaats, maar in Rome. Een groot monument is opgericht voor de man die wel een hervorming voorstond, maar alleen van de levenswandel en niet van de leer van zijn kerk.
Al met al wordt Adrianus zowel door roomsen als protestanten gezien als een paus die wel goede bedoelingen had, maar die heeft gefaald.