Trainer van vredestichters
Martin Gaus heeft een hond met een gerimpelde snoet die treurig, blij en fronsend kijken kan. Ze heet Roos en is een bordeauxdog van 3 jaar. Hij heeft ook een whippet van 15 jaar, Jill. Zo breed en stoer Roos is, zo fragiel lijkt Jill. ’s Nachts slaapt ze aan het voeteneind bij Gaus en zijn vrouw. „Ons bed is niet compleet zonder whippet”, zegt Gaus.
Martin Gaus (1944) praat liever over honden dan over zichzelf. Toch wil hij tussen neus en lippen wel kwijt dat hij Roos op een totaal verkeerde manier heeft aangeschaft. „Ze was zeven weken en ik gaf voorlichting over de opvoeding van bordeauxdogpuppy’s. Ik keek in haar blauwe ogen en was verkocht. Twee weken later haalde ik haar op bij een fokker in België.”Heel fout, zo’n impulsief besluit, zal iemand zeggen. Zeker voor een man die -met boeken en tv-programma’s- half Nederland heeft geleerd hoe een hond moet worden opgevoed. Tegelijk is het een beetje een opluchting: zelfs kenners gaan wel eens in de fout, net als gewone mensen.
Want een kenner is Gaus. Via het programma ”Dierenmanieren”, dat in 1981 voor het eerst op de Nederlandse televisie te zien was, vertelde hij miljoenen kijkers over dierengedrag. Vanuit Lelystad, waar hij in 1975 een dierenpension bouwde, en later een trainingscentrum, leidde hij geleide- en hulphonden op, plus honden met gedragsproblemen. Trainers in spe kunnen er instructeurcursussen volgen.
Gaus doet het allang niet meer alleen. Zijn zoon en schoondochter runnen inmiddels het centrum in Lelystad. In 1994 startten de eerste Martin Gaushondenscholen, waarvan er inmiddels 23 zijn in Nederland en vier in België. Ze worden gerund door franchisers, zelfstandige ondernemers die regelmatig bijscholing volgen bij het moederbedrijf.
Ruby
De whippet Jill is een van de helden in ”Hondentaal is lichaamstaal”, een van de twaalf boeken die Gaus inmiddels op de markt bracht. „Wij mensen zijn dubbelhartig en hebben dubbele bodems”, schrijft hij in het nawoord. „Honden nooit. Honden liegen niet. Sterker, ze kunnen niet eens liegen.”
„Al mijn boeken gaan ook over mensengedrag”, zegt Gaus stellig, zittend op een tuinstoeltje, kijkend over het trainingsveld in Lelystad. ”Hondentaal is lichaamstaal” is daar een mooi voorbeeld van. Het staat bol van de vergelijkingen met mensen. „Het is natuurlijk niet zo dat er in het dagelijkse leven een voortdurende spanning is over wie de baas is”, zo is te lezen op pagina 29. „In ons sociale leven niet, en in het leven van honden niet. (…) Elk land, ieder volk, zelfs de kleinste stam, ze kennen allemaal etiquette, hun eigen omgangsregels, hun eigen rituelen. Niemand zit te wachten op een leven vol dagelijkse twisten. Dat is bij ons zo, dat is bij honden precies hetzelfde.” En: „Honden zijn meesters in het bewaren van de lieve vrede.”
Toch worden verschillende van die vredestichters veroordeeld tot de dood. Over het veld loopt een vrolijke, kwispelende staffordshire terriër, Ruby. „Kijk, die hond had dood moeten zijn”, wijst Gaus. „Elf maanden heeft hij in een kennel gezeten zonder dat iemand hem aanraakte. Als in een isoleercel.” Sinds minister Verburg het verbod op pitbulls heeft opgeheven, mochten in beslag genomen dieren als deze weer naar hun baasje terug. Behalve als ze niet door een agressietest kwamen. Zoals Ruby, die een laatste kans kreeg bij Gaus. Het dier blijkt speels en heeft respect voor andermans grenzen. Gaus heeft geen goed woord over voor de test.
Zijn vrouw Helly evenmin. Ze loopt met Ruby, die vol verwachting naar haar opkijkt. Helly Gaus is een ervaren trainster en was nauw betrokken bij de boeken die haar man schreef. Het nieuwste boek in de Martin Gausbibliotheek, ”Honden in de sport”, werd overigens op papier gezet door een andere tekstschrijver, Jolien Schat. De laatste gaat in op hondensporten, zoals jacht, waterwerk, behendigheid, flyball en schapendrijven. En windhondenrennen, iets voor whippets: „Je kop in de wind en lopen, lopen, lopen, zo snel als je lange poten je dragen kunnen.”
Dolfijnen
De dieren die het gedragscentrum van Gaus in Lelystad -„de Mesdagkliniek voor honden”- betraden, werden jarenlang flink gecorrigeerd voor foute handelingen. Twintig jaar lang geloofde Gaus in een stevige aanpak en in het effect van slipkettingen. „Wij leerden iedereen hoe je moet corrigeren. In Nederland gingen in die tijd jaarlijks 300.000 slipkettingen over de toonbank. Nu zijn dat er nog 5000.”
Want van de harde correctie kwam Gaus terug. Sinds een jaar of vijftien traint hij honden „als dolfijnen.” Dieren belonen en stimuleren tot goed gedrag, bleek betere resultaten op te leveren - concreet bijvoorbeeld minder bijtincidenten, zegt Gaus. „In een leerproces kun je nooit straf gebruiken”, legt hij uit. „Anders wordt iemand bang om initiatieven te tonen. Dat is bij mensen zo en dat is bij honden zo. Wij gaan de confrontatie niet aan. Als je een hond met een rangordeprobleem corrigeert, maar je doet het te zacht, dan voelt hij zich alleen machtiger.”
Ook fysiek zet hard ingrijpen geen zoden aan de dijk. „Een ruk aan de rijgketting zorgt voor pijn bij de hond, waarna er endorfine vrijkomt, wat een prettig gevoel oplevert. Het dier went aan de pijn, en zal steeds meer nodig hebben om er nog op te reageren.”
Beter is het om verkeerd gedrag te laten uitdoven, vindt Gaus. Als de hond de prullenbak leeghaalt vanwege de lekkere worstvelletjes die onderin zitten, en je geeft hem op zijn kop, zal de hond het voortaan doen als de baas niet thuis is. „Zelfbelonend gedrag is erg aantrekkelijk. Jij moet zorgen dat er niks lekkers in die prullenbak zit. Als een pup er met je pantoffel vandoor gaat, bied hem dan een interessant alternatief aan.”
Om te begrijpen hoe een hond in een fout patroon kan vastzitten, is het volgens Gaus nodig iets te weten van gewoontegedrag, en van het „blijven in de comfortzone.” „Dat is aangeleerd gedrag dat goed voelt. Haalt iemand je daaruit, dan stribbel je tegen. Starheid is een overlevingstheorie.”
Leven en dood
In altruïsme, onzelfzuchtigheid, gelooft Gaus niet: niet bij honden, niet bij mensen. Iedereen handelt vanwege een beloning, stelt hij. „Ik vlooi jou, jij vlooit mij, zo werkt het.” Dat is een van de boodschappen in de lezingen die hij tegenwoordig houdt. In bibliotheken, bij bedrijven. Hij spreekt zelfs met huisartsen over stervensbegeleiding.
Want de man die Nederland leerde hoe het huisdieren moet opvoeden, dacht lang en diep na over leven en dood. Tijdens zijn zoektocht kwam hij in kerken, las hij de Bijbel en bezocht hij de Galapagoseilanden. Zijn conclusie? Heftig: „Als God er is, wil ik niets met Hem te maken hebben. Waarom voorkomt Hij het lijden in de wereld niet? Ja, dieren zijn prachtig. Maar ze zijn ontstaan door evolutie, ik weet precies hoe het zit.”
De man die een staffordshire terriër in leven houdt, zegt dat hij er niet aan moet denken eeuwig te leven. „Altijd aan een stuk door gelukkig zijn, dat is geen geluk.”
Mede n.a.v. ”Hondentaal is lichaamstaal”, door Martin Gaus; uitg. Tirion, Baarn, 2006/2008; ISBN 90 5210 655 7; 152 blz.; € 22,95;
”Honden in de sport”, door Jolien Schat; uitg. Tirion, Baarn, 2008; ISBN 90 5210 710 3; 98 blz., € 17,95.