Godslastering wordt gelovigenlastering
Het is niet strafbaar grievende uitlatingen over een godsdienst te doen, ook niet als de aanhangers van deze godsdienst zich daardoor gekwetst voelen.
Dat bepaalde de Hoge Raad dinsdag in de zaak van een man uit Valkenswaard die na de moord op Theo van Gogh in november 2004 een poster voor zijn raam had gehangen met de tekst ”Stop het gezwel dat islam heet”.De man was eerder door de lagere rechter veroordeeld omdat de tekst „gezien de verbondenheid tussen de islam en zijn gelovigen” kwetsend voor moslims zou zijn.
Het hoogste rechtscollege van ons land vindt dat echter een te ruime interpretatie van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Daarin wordt het opzettelijk beledigen van mensen vanwege hun godsdienst strafbaar gesteld. De Hoge Raad zegt nu dat het beledigen van een godsdienst als zodanig niet automatisch betekent dat de groep aanhangers daardoor gegriefd wordt.
Deze gedachtegang peilt absoluut niet wat godsdienst voor overtuigde aanhangers betekent. Godsdienst is geen hobby of bijzondere interesse van mensen die ze „erbij doen.” In het moderne denken wordt religie zo wel opgevat. Men redeneert: ieder zijn meug. De een is geïnteresseerd in de natuur, de ander in religie.
Godsdienst is niet een jas die je aan de kapstop kunt hangen. Voor de aanhangers van een religie gaat het om een intrinsiek onderdeel van hun bestaan, de inspiratiebron waaruit ze dagelijks putten. Daarom ervaren trouwe belijders van een godsdienst een bespotting van hun geloof al heel snel als een persoonlijke belediging. Dat zien de raadsheren over het hoofd.
Toch zullen aanhangers van de islam zich er niet in de eerste plaats druk over maken dat zijzelf worden beledigd. De ophef die is ontstaan rond de cartoons van Mohammed heeft uitgewezen dat ze vooral kwaad worden als hun profeet in diskrediet wordt gebracht. Dat raakt hen veel dieper, in het hart.
Op grond van de uitspraak van de Hoge Raad valt nu te betwijfelen of publicatie van soortgelijke tekeningen in de toekomst nog wel zal worden veroordeeld. Nu al spreken commentatoren bijvoorbeeld over de gevolgen van deze uitspraak voor Wilders, die zich vanwege zijn film ”Fitna” voor de rechter moet verantwoorden.
Ook voor christenen geldt dat zij zich minder druk (moeten) maken over een belediging van hun persoon dan van de God Die zij belijden. Christus heeft hen Zelf gezegd dat ze smaadheid zullen moeten lijden om Zijn naam. Een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Van christenen wordt daarom lijdzaamheid verwacht. Maar tegelijk moeten zij in toorn ontsteken als de Naam van hun God, Die enig en waarachtig is, wordt bespot.
De uitspraak van de Hoge Raad draait de zaak nu precies om: de inhoud van het geloof, en dat is in essentie Jezus Christus, kan gesmaad worden terwijl in het uiterste geval de aanhangers door de rechter worden beschermd tegen belediging. Het verbod op godslastering heeft plaatsgemaakt voor een verbod op gelovigenlastering.