Ter Horst dramt
Na anderhalf jaar zoeken heeft het politiekorps van Zuid-Holland-Zuid eindelijk een geschikte kandidaat voor de functie van korpschef. Maar wat jammer nou, de geselecteerde functionaris is noch vrouw, noch allochtoon. En daarom houdt minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken de benoeming tegen.
Voor blanke mannen is momenteel geen plaats binnen de top van de politie. Vorig jaar heeft de bewindsvrouw met de politiekorpsen afgesproken dat de helft van de korpschefs vrouw of allochtoon moet zijn. Bovendien is ze met de korpsbeheerders overeengekomen dat binnen vier jaar het aandeel vrouwen op belangrijke posten in de politiekorpsen 25 procent bedraagt.Om dat streefpercentage te halen, zal er volgens de minister hard gewerkt moeten worden. Sinds het maken van de afspraak met de korpsbeheerders zijn echter zeventien mannen en „slechts” drie vrouwen op vooraanstaande posities binnen het politieapparaat benoemd. Voor Ter Horst is dat de reden om nu (nog) niet akkoord te gaan met de benoeming van de voorgedragen korpschef voor Zuid-Holland-Zuid.
Inmiddels heeft het CDA Kamervragen gesteld over de gang van zaken. En terecht. Omdat de minister vindt dat er meer vrouwen aan de top moeten komen, mag het Zuid-Hollandse politiekorps de komende tijd nog verderploeteren zonder chef. Terwijl er een mannelijke kandidaat beschikbaar is, die alle vereiste kwalificaties in huis heeft.
De minister noemt dat positieve discriminatie. Maar de werkelijkheid is, dat hier sprake is van het schofferen van een korps dat kennelijk zo onbelangrijk is dat het kan worden geofferd op het altaar van de emancipatielobby.
Voor het goed functioneren van een korps is immers een leidinggevende aan de top onmisbaar. De minister vindt, na anderhalf jaar zoeken, dat de politiemensen nog maar even moeten wachten totdat zij de geschikte vrouw of allochtoon heeft gevonden.
Dat er meer vrouwen aan de top van het politieapparaat moeten komen is afgesproken beleid. Maar dat laat zich kennelijk niet afdwingen. Ook op dit punt blijkt de samenleving minder maakbaar te zijn dan ideologen en emancipatie-evangelisten denken. Desondanks willen ze hun zin doordrijven, met alle risico’s van dien.
Meer dan eens is immers gebleken dat doordrammen uiteindelijk tot ongelukken leidt. Als de minister nog langer blijft zoeken naar een kandidaat die aan haar normen voldoet, staat deze bij voorbaat op achterstand. De functionaris heeft immers bij binnenkomst al het etiket op dat de benoeming is gedaan op grond van huidskleur of het vrouwelijk geslacht en niet op grond van kwaliteit. Een slechtere start is nauwelijks denkbaar.
Jarenlang stond in personeelsadvertenties dat bij gelijkwaardigheid van kandidaten vrouwen of allochtonen voorrang hadden. Inmiddels blijkt het devies te zijn: als er geen gelijkwaardige vrouwen of allochtonen voor een functie zijn, zoeken of wachten we net zo lang totdat we iemand gevonden hebben die aan de functie-eisen voldoet. Een dergelijke aanpak moet niet worden omschreven als beleid voeren, maar als kinderlijk gedram.