Darwinjaar (XIV)
Wat is het verdrietig als christenen, die toch bij elkaar horen, uiteengaan.
We kunnen er niet zwaar genoeg aan tillen dat ruzie over de scheppingsdagen (RD 28-2 en veel voorgaande dagen) de zoveelste aanfluiting is van ons christelijk geloof en dat we de vijandige buitenwacht weer eens ”gefundenes Fressen” bieden, zoals we de hele kerkgeschiedenis door al hebben gedaan.Wij spelen de vijand altijd weer in de kaart en bedroeven daarmee Gods Heilige Geest.
De strijd der geesten, die zeker gaande is, kan niet gevoerd worden met het rationalisme. We hebben een andere wapenrusting gekregen.
Wie zijn horloge trekt bij Genesis 1, of hij nu buiten de kerk staat of daarbinnen, verraadt zijn rationalistische houding tegenover de Bijbeltekst.
Genesis 1, 2 en 3 staan als licht tegenover de duisternis van de mythen van het heidendom. Voordat de Bijbel bestond, moest de afvallige mens wel fantaseren over de ingeschapen vraag naar de oorsprong van mens en wereld en de oorsprong van goed en kwaad. Deze mythen hielden ons in de wurggreep van angst en dood.
God vertelt ons Zijn scheppingsverhaal om ons daaruit te trekken. Hij trekt alles in het licht, elke scheppingsdag een stuk verder.
Scheppingsdagen lijken in de verste verte niet op onze agendadagen waarbinnen wij ons huiswerk noteren.
Aan de namen van de bomen in de hof hoor je dat we niet van doen hebben met de bomen uit onze tuin.
We begrijpen onmiddellijk dat een sprekende slang geen gewone slang is.
En we raken vervuld van diepe eerbied voor Gods majesteitelijke heiligheid.
In de spiegel van Genesis 1, 2 en 3 zien wij onze oorsprong als beelddrager Gods, en meteen herkennen wij in ons eigen leven die beide bomen en die slang. We weten nu wie wij zijn.
Wij hebben ons laten verleiden en we zijn verleidbaar – ook voor het rationalisme.
G. A. van der Spek-Begemann
Noordereinde 265
1243 JW ’s-Graveland
Manifest (VI)
Wat was ik blij met de zinvolle reactie van Rien Bogerd en Martien van der Zwan op het manifest van de SGP-jongeren.
Het is toch volkomen duidelijk dat de strijd van de volkeren rondom het volk Israël een strijd tussen licht en donker is?
Juist mensen die bij het Woord van God willen leven, kunnen dat weten.
Laten we uitzien naar wat Hij gaat doen!
B. Paalman-van der Stouw
Huttenwal 33
7462 AB Rijssen
Toneel
In de column ”Beeldenstorm” die handelde over het ”Leesdrama in Benthuizen”, in RD 24-2, werd de vraag opgeworpen naar het onderscheid tussen dramatische teksten en ”toneel” of een ”toneelstuk”.
Het drama van Revius is duidelijk geschreven als een leesdrama en als zodanig is het daar ook gelezen. De vraag werd nu opgeworpen wat dit zegt over de toneelpraktijk in de gereformeerde gezindte, met de opmerking dat dit probleem wel wat meer studie waard is.
Het is onduidelijk of de auteur van deze column op de hoogte is van mijn studie en publicatie hierover, maar ik heb daarin geprobeerd in verband met de oprukkende gewoonte om speelfilms te bekijken, duidelijk aan te geven dat er wel degelijk principiële verschillen zijn tussen een leesboek en een toneelstuk of verfilming van zo’n boek.
Zeker kunnen we ook kritische opmerkingen maken over de schijnwereld in veel romans, zoals onze oudvaders dit al deden en zoals later ook mensen als Da Costa en Kuyper die maakten. Toch is het iets anders om te beschrijven hoe iemand stierf of om het na te spelen. De dood is geen spel.
Zelfs een ramp als de ondergang van de Titanic wordt door de speelfilm tot amusement gemaakt.
Daar komt nog bij dat alle eeuwen door om te prikkelen vooral allerlei zonden op de planken werden gebracht. Dat is er bij speelfilms, die ik niet principieel van toneelspel kan onderscheiden, niet minder op geworden.
Laten we toch eensgezind positie kiezen en strijden tegen de verderfelijke invloed van toneel en speelfilms, die in onze tijd als een vloedgolf de christelijke normen en waarden geweld aandoen.
Ds. C. J. Meeuse
Patijnweg 16
4461 LP Goes