Westerse christenen vullen ook collectezak
Genotscultuur maakt westerse christenen ongeloofwaardig, schreef Corstiaan van Aalsburg zaterdag 14 december op deze pagina. Kees Vermeulen
vindt dat in deze bijdrage onterechte beschuldigingen van overconsumptie en materialisme worden geuit. Volgens hem geven westerse christenen veel geld aan goede doelen. Wat wil de auteur nu met zijn bijdrage zeggen? Dat wij westerse christenen allen alleen maar bezig zijn met consumeren? Moet ik me bezwaard of schuldig voelen omdat ik in Nederland geboren ben? Een natie waar van oudsher altijd hard gewerkt is door de mensen en waar we nu op een behoorlijk welstandsniveau leven? Moeten we terug naar de tijden van mijn grootouders, die op de steenplaatsen werkten? Of naar de tijden dat er mensen stierven van de armoede?
De welstand waar ik nu in leef met mijn gezin heb ik ook niet zomaar gekregen. Hij is het resultaat van hard werken en risico nemen. Als ik en velen met mij niet elke morgen bijtijds het bed uitkomen om naar ons werk of naar school te gaan, dan had ik niets te consumeren, dan zat ik in de bijstand (ook de bijstand is een van de verworvenheden van deze maatschappij, sterven van de honger hoeft in dit land niet.) We leven nu eenmaal in Nederland en daar voel ik me absoluut niet schuldig of bezwaard over. Ieder heeft z’n eigen talenten en die hebben we te gebruiken. Daar is niets op tegen, het is zelfs onze plicht. Lees Matthéüs 25 vanaf vers 14 er maar eens op na.
Als het woekeren met talenten leidt tot rijkdom, is dit zeker geen zonde. In het omgaan met de verworven rijkdommen ligt een zware verantwoordelijkheid voor westerse christen. Maar als ik zie wat er bijvoorbeeld gegeven wordt op zendingsdagen, bij extra collectes of op een verkoping voor Adullam, als ik de inzet zie van de mensen die hiermee bezig zijn, dan kan ik alleen maar concluderen dat westerse christen niet alleen bezig zijn met consumeren, maar ook met geven en helpen. En dat mag ook wel eens gezegd worden!
Amusement?
Ik word namelijk nogal naar van al die stukken in de krant over thema’s zoals consuminderen en dergelijke, stukken waarin een vingertje wordt opgeheven naar al die fatsoenlijke, hardwerkende mensen waar ik in deze bijdrage op doel! In de tijd van koning Salomo was er ook rijkdom in Israël, en Salomo was toch zeker een bekeerde koning. Of wil de auteur dat we alles wat we hebben, weggeven, zodat de arme christenen rijk en wij arm worden? Hoe zou de wereld er dan uitzien?
Rijk of arm - we zijn allemaal mensen met dezelfde behoeften en eigenaardigheden. Als wij Nederlanders arm en de mensen elders rijk zouden zijn, zou hun gedrag niet wezenlijk verschillen van ons gedrag. Van Aalsburg schrijft verder dat de informatie van televisie en internet voor het grootste deel een amusementskarakter heeft. Dit is echter onjuist. Van internet kun je goede en slechte dingen halen, en alles wat daar tussenin zit.
Er ligt een schone taak voor de auteur om de mensen met wie hij in de derde wereld werkt voor te lichten over hoe het in het Westen werkelijk is. In elk geval geen consumptieparadijs waar de gebraden kippetjes je zo in de mond vliegen. Denk aan gezinnen met een modaal inkomen of minder, aan alleenstaande moeders met kinderen, aan ouden van dagen die moeten rondkomen van een minimuminkomen. Van een genotscultuur is dan weinig sprake. Het Leger des Heils is nog steeds een onmisbare instelling in onze samenleving die veel goed werk verricht voor de sociaal zwakken.
Voorzienigheid
Westerse christen worden door Van Aalsburg beschuldigd van materialisme en overconsumptie. De auteur durft nogal wat te zeggen als hij schrijft dat het Evangelie wereldwijd is, maar de andere gaven niet. Op deze manier worden westerse christenen door hem ernstig tekortgedaan, zelfs geschoffeerd. Ook zij leven immers met de wetenschap dat het vandaag nog afgelopen kan zijn met hun rijkdom, gezondheid of leven. Er zijn hiervan voorbeelden genoeg te bedenken, ook in Nederland leven christenen van de voorzienigheid.
Als ondernemer heb ik de verantwoordelijkheid om voor mijn gezin en (de gezinnen van) mijn personeel te zorgen, zodat ze een bestaan hebben in de wereld. Als dit lukt, is het een zegen van boven! Deze verantwoordelijkheid geldt ook het geven van gaven aan minderbedeelden of het helpen van deze mensen in wat voor vorm dan ook. In dit licht bezien denk ik dat er veel gegeven wordt op de wijze van Matthéüs 6:2: „Wanneer gij den aalmoes doet zo laat voor u niet trompetten.”
Verantwoordelijkheid
Als mijn financiële draagkracht dit toelaat, voel ik me niet bezwaard om een gloednieuwe donkerblauwe Mercedes aan te schaffen. En dat is zeker geen steen de aanstoots voor het Evangelie. De auteur moet namelijk wel beseffen dat, willen we kunnen blijven geven aan minderbedeelden -christelijk of niet christelijk- onze consumptiemaatschappij wel moet blijven draaien. En dat kan alleen maar door te blijven consumeren. En of dit overconsumeren wordt, ligt op het terrein van ieders eigen verantwoordelijkheid. Met een recessie in westerse landen zijn de mensen die onze steun en hulp nodig hebben ook niet geholpen!
Ik heb veel bewondering voor zendingswerkers en mensen die hun leven of een deel ervan geven om anderen te helpen. Daarvan wil ik niets afdoen. Maar een feit is dat we met z’n allen, rijk en arm, christen of geen christen, op deze wereld leven. Laat dan ieder doen wat in zijn of haar vermogen ligt om elkaar te helpen en daarbij gebruikmaken van elkanders gaven en rijkdommen.
De auteur is directeur-eigenaar van Vermeulen Autoschade in Krimpen aan de Lek.