„Tot wie moet ‘Mozes’ zich dan wenden?”
Ze zouden de degens met elkaar kruisen, maar uiteindelijk vielen ze elkaar min of meer in de armen: dr. R. Bisschop en dr. B. J. Spruyt. Dat kwam door een verandering in denken van laatstgenoemde.
Bisschop en Spruyt brengen veel mensen op de been. Het zaaltje van het hervormde verenigingsgebouw De Zaaier in IJsselmuiden is goed gevuld. Niet alleen jongeren, maar ook ouderen hebben de ‘lokroep’ van de SGP-jongerenafdeling Kampen en omgeving niet kunnen weerstaan.Het onderwerp dat aan de orde komt leeft blijkbaar in de partij: Theocratie of neutrale staat? Zelfs een Bijbelgetrouwe Duitser die in Nederland werkt, heeft de weg naar IJsselmuiden gevonden.
Bisschop, directeur van het Rotterdamse Revius College en SGP- Statenlid in Utrecht, stelt al snel in zijn lezing dat hij van een theocratie als dogma of staatsmodel niets wil weten. Hij noemt vijf punten waaromheen het gereformeerd theocratische denken moet draaien. Ze zijn afgeleid uit zijn dissertatie, waarin hij het theocratisch denken van een aantal oudvaders onderzocht.
„Het eerste is de onvoorwaardelijke belijdenis dat God regeert en dat Hij vraagt om gehoorzaamheid van allen. Het tweede is dat Christus Koning is en dat Hem alle macht is gegeven.” Het derde dat Bisschop aantreft bij de oudvaders is missionaire bewogenheid. Het vierde dat God kerk en staat wil gebruiken om het volk geestelijk te leiden. Tot slot hebben de oudvaders aandacht voor de organische ordening van de samenleving: vooral door familie en gezin.
Van een tactisch aanvaarden van de neutrale of pluriforme staat, wil Bisschop niets weten. „We moeten terug naar onze roots: de vijf punten.” Bij punt drie „breekt het zweet me uit”, aldus Bisschop, want wat doet de gereformeerde gezindte aan evangelisatie?
Ook punt vier kost de inleider de nodige hoofdbrekens: „Door de schandelijke en zondige kerkelijke verdeeldheid staan SGP’ers hun eigen ideaal in de weg. Dat Gods Woord geen zeggingskracht meer heeft in het publieke leven komt niet door de seculieren, maar doordat wij elkaar de tent uitvechten.”
De conservatieve Spruyt bekent aan het begin van zijn betoog al dat hij van mening is veranderd en dat het daarom moeilijk zal zijn om verschillen tussen hem en Bisschop vast te stellen. Eerst was de publicist voor een pluralistische staatsvorm waarbij de overheid geen partij kiest en waarin alle religies, minderheden en onderwijsrichtingen gelijk worden behandeld. Dat is grosso modo zoals Nederland is ingericht.
Volgens Spruyt kan dit model „de diepe culturele crisis” waarin onze samenleving zich bevindt, niet oplossen. De publicist leerde van grote Griekse denkers dat een democratie alleen goed kan functioneren „als burgers hun goden eren, respect hebben voor hun ouderen en ouders en goed opgevoed zijn.”
Vrijheid in een goede democratie is volgens Spruyt „het recht om te doen wat je moet doen. Bij ons is vrijheid verworden tot doen en zeggen wat je wilt. De Grieken leren dat het volk dan gaat roepen om een leider. Dat is gewoonlijk iemand die met wrevel is vervuld en is afgewezen door het establishment.”
Spruyt bekent dat hij na zijn toewijding aan het conservatisme altijd heeft geloofd dat mensen van verschillende levensrichtingen een front zouden kunnen vormen tegen de moderniteit, zoals ten tijde van de paarse coalitie een front van joden, moslims, christenen en humanisten ontstond tegen verruiming van de euthanasiewet. „Gaandeweg zag ik dat dit niet werkt. Veel christenen zijn links en rechtse mensen zijn areligieus. Dat krijg je nooit bij elkaar.”
Spruyt is nu voor het zogeheten geprivilegieerde kerkmodel, waarbij de overheid één religie bevoordeelt en andere religies, minderheden en onderwijsrichtingen tolereert, maar financieel niet steunt. „Dit staatsmodel komt in grove lijnen overeen met de situatie in het Verenigd Koninkrijk en Griekenland.”
De omslag in het denken bij Spruyt is mede gekomen door wijlen ds. J. T. Doornenbal. Later dit jaar komt de publicist met een boekje over deze hervormde predikant, die in de jaren zestig van de vorige eeuw in het Veluwse Oene stond. Om hem beter te leren kennen, wandelde Spruyt langs de paden en wegen die de jonge Doornenbal liep tussen Doorn en Driebergen.
Daar brak het inzicht door dat de partijloze staat de problemen van de samenleving anno 2009 niet kan oplossen. Dat kan alleen „als er bekering of een reveil komt.” De „hervormde gezindheid” van ds. Doornenbal en velen voor hem heeft volgens Spruyt de Nederlandse natie gevormd.
Bisschop reageert enthousiast op het betoog van Spruyt: „Als de SGP verder wil komen in het debat over de kerk en staat, ligt hier de sleutel.” Waar Bisschop moeite mee heeft, is de ongelimiteerde godsdienstvrijheid in het Britse model: „Een SGP’er kan geen ruimte bieden aan bijvoorbeeld de Satanskerk.”
Spruyt maakt zich in eerste instantie meer zorgen om de eenheid van de kerk in het algemeen en de gereformeerde belijders in het bijzonder: „Stel je een overheid voor die één religie wil omarmen, tot wie moet ‘Mozes’ zich dan wenden? Mozes heeft geen ‘Aäron’ meer.”