Kerk & religie

Hovsepian: Martelaarschap man zegen voor Iraanse kerk

De moord op haar man halverwege de jaren negentig bracht een golf van verontwaardiging in de internationale gemeenschap teweeg. Wereldwijd reageerden christenen verslagen op het bericht dat de Iraanse voorganger Haik Hovsepian op 49-jarige leeftijd was omgebracht door toedoen van het islamitische regime in Teheran. Het verlies van haar echtgenoot leidde in haar eigen leven tot een diepe, geestelijke crisis.

Ben Tramper
6 March 2009 10:33Gewijzigd op 14 November 2020 07:26
Takoosh Hovsepian, weduwe van de vermoorde Iraanse voorganger ds. Haik Hovsepian, heeft vanuit haar woonplaats in Amerika veel contact met christenen in Iran. „God zegent de bediening van mijn man. Zijn preken dragen meer vrucht na zijn martelaarschap dan
Takoosh Hovsepian, weduwe van de vermoorde Iraanse voorganger ds. Haik Hovsepian, heeft vanuit haar woonplaats in Amerika veel contact met christenen in Iran. „God zegent de bediening van mijn man. Zijn preken dragen meer vrucht na zijn martelaarschap dan

Takoosh Hovsepian: „In mijn hart rezen gevoelens op die ik voordien niet had gekend. Maar God heeft de haat en opstand omgezet in liefde en vrede.”Haar gezicht heeft iets droefgeestigs en blijmoedigs tegelijk. Het ene moment glinsteren haar donkere ogen van vreugde, het andere moment vullen ze zich met tranen. Lijden tekent het leven van de 59-jarige weduwe Takoosh Hovsepian. Het kruis drukt op haar schouders, zegt de Iraanse. Maar er is meer, voegt ze eraan toe. Ze weet zich gedragen door goddelijke genade.

Hovsepian was 44 jaar en moeder van vier opgroeiende kinderen toen haar man, leider van een protestantse kerk in Iran, op brute wijze om het leven werd gebracht. Dat het strengislamitische regime in Teheran verantwoordelijkheid droeg voor de moord, leed voor haar geen twijfel. Tot ongenoegen van de autoriteiten had ds. Haik Hovsepian de aandacht van de internationale gemeenschap weten te richten op het lot van een Iraanse bekeerling in de gevangenis.

Hovsepian, sinds 2000 met haar gezin woonachtig in de Verenigde Staten, verblijft deze week in Nederland op uitnodiging van stichting Open Doors, een organisatie die zich inzet voor vervolgde christenen. Samen met haar jongste zoon André vraagt ze aandacht voor een documentaire over het leven van haar man, vorig jaar door haar eigen kinderen gemaakt. Morgen spreekt Hovsepian op een speciale vrouwenochtend. Het thema ligt haar na aan het hart: vergeving voor vijanden.

Uw zonen konden bij de vervaardiging van de documentaire gebruikmaken van originele beelden van uw man, omdat een van hen destijds vaak met zijn vader meeging en met zijn cameraatje opnames maakte. Is het moeilijk voor u ernaar te kijken?
„Erg moeilijk. Het is alsof mijn man nooit is weggeweest. Elke keer als ik hem zie tijdens een toespraak of als ik hem een lied hoor zingen, voel ik de pijn om zijn verlies in mij opkomen. Ik ervaar een groot heimwee naar de tijd waarin wij samen met de kinderen om ons heen optrokken. Er gaat geen dag voorbij of ik denk aan hem. Wij zijn 27 jaar getrouwd geweest en hadden al die tijd een gelukkig huwelijk.”

Hoe heeft u elkaar leren kennen?
„Na zijn militaire dienst werd Haik op 20-jarige leeftijd voorganger in een kleine christelijke gemeente in Teheran. Enkele kerkleiders adviseerden hem een vrouw te zoeken. Die raad heeft hij ter harte genomen: na drie dagen bidden en vasten reisde hij af naar Isfahan, een toeristische stad waar mijn familie woonde. Wij ontmoetten elkaar voor het eerst in de kerk. Haik kwam op mij over als een toegewijd, liefdevol christen. Een jaar later, in 1967, zijn we getrouwd.”

Een van de predikanten aan wie uw man later leidinggaf, omschreef hem als een vaderlijk figuur. Terecht?
„In geestelijk opzicht was Haik voor talloze christenen een vader, zonder meer. Veel mensen trokken zich aan hem op. Hij was een man vol liefde, hij had een zorgzaam karakter. Ik heb hem nooit anders gekend dan als een iemand die de vrede en het goede voor de ander zocht.”

Wat was zijn minst mooie eigenschap?
„Toen Haik en ik kinderen kregen, hebben we op een gegeven moment een gewoonte ingevoerd: één keer per maand bespraken we na de maaltijd elkaars sterke en zwakke punten. Iedereen mocht iets van elkaar zeggen. Daarna gingen we in gebed. We dankten God voor het goede, we vroegen Hem om kracht voor het zwakke.

Wat Haik betreft deelden mijn kinderen en ik altijd van harte het standpunt dat hij veel te vaak afwezig was. Voortdurend trok hij eropuit om werk in de gemeente te verrichten. Ik herinner me dat onze dochter Rebecca op een dag zei: „Als de Heere Jezus in de twintigste eeuw was geboren, had Hij vast op vader geleken.””

Twaalf jaar na uw huwelijk verhuisde u van Gorgan naar Teheran. Kort daarvoor, in 1979, had in Iran de islamitische revolutie plaatsgehad. Hoe heeft u die omwenteling ervaren?
„Het was een tijd van verwarring, niemand wist precies wat er ging gebeuren. Wij werkten onder christenen in Gorgan, een stad in het noorden van Iran, en hadden daar te kampen met tegenstand en geweld van extremistische moslims. Regelmatig kregen we haatbrieven toegestuurd.

Na onze verhuizing naar Teheran kwam het werkterrein van mijn man meer en meer te liggen bij christenen die leden onder intimidatie van de overheid. Er werd psychologische druk uitgeoefend, vooral bij gemeenteleden met een islamitische achtergrond. Vertegenwoordigers van de autoriteiten waren regelmatig tijdens de samenkomsten van de gemeente aanwezig. Zij vuurden allerlei vragen af op nieuwkomers. Die ervoeren dat als bedreigend.”

In 1993 dreigde een van de vrienden van uw man, Mehdi Dibaj, te worden geëxecuteerd wegens zijn bekering van de islam tot het christendom. Uw man zette alles op alles om hem vrij te krijgen en sloeg internationaal alarm. Hoe riskant was zijn actie?
„Uiterst riskant. Ik moet eerlijk zeggen: al de tijd dat hij zich heeft ingespannen voor Dibaj ben ik bang geweest. Tot dan toe had ik hem altijd onvoorwaardelijk gesteund in zijn werk, maar nu voelde ik een hapering. Iemand zei hem: „Haik, weet wat je doet, denk aan je vrouw en je vier kinderen.” Daarop antwoordde hij: „Mehdi heeft ook kinderen.””

Heeft u er bij uw man op aangedrongen zijn pogingen te staken?
„O zeker. Maar hij wilde zijn verantwoordelijkheid als kerkleider niet ontlopen. Daar had ik begrip voor. Diep in mijn hart was ik het ermee eens. Maar meer aan de oppervlakte van mijn gevoelsleven ervoer ik grote onrust en zorg.”

Onder druk van de internationale gemeenschap gingen de Iraanse autoriteiten overstag. Dibaj kwam op 16 januari 1994 vrij. Hoe reageerde uw man?
„Hij was intens gelukkig. Dibaj zocht ons thuis meteen op. Wij vierden op dat moment de verjaardag van André. Overal hingen kleurige ballonnen. We waren allemaal blij.”

Voor de vrijheid van Dibaj moest uw man een hoge prijs betalen: enkele dagen later werd hij opgepakt en om het leven gebracht. Op welke manier bereikte u het bericht van zijn dood?
„Drie dagen na de vrijlating van Dibaj ging mijn man, zoals zo vaak, de deur uit voor ambtelijk werk. Omdat hij ’s avonds niet terugkeerde, gingen we op onderzoek uit. We belden ziekenhuizen en politiebureaus met de vraag of iemand mijn man had gezien. Met het verstrijken van de tijd nam de zorg bij ons toe. Hoe zou hij eraan toe zijn? Zou hij voldoende kleding hebben?

Na twaalf dagen onzekerheid kreeg mijn zoon Joseph een telefoontje. Of hij naar het mortuarium van de politie wilde komen. Toen hij weer thuiskwam, zag ik onmiddellijk aan zijn gezicht wat er was gebeurd. Ik raakte volledig van slag. Het was alsof de toekomst van ons gezin werd weggevaagd.”

„Mijn kinderen waren nog jong, André was amper 10 jaar. Hoe kon ik hun troost bieden? Het wonderlijke was dat ík mijn kinderen bemoedigde en mijn kinderen míj moed inspraken. We wezen elkaar op het feit dat vader in de hemel was en dat zijn wens om bij zijn Meester te zijn in vervulling was gegaan. Het meeleven was groot. Uit de hele wereld kregen we kaarten en brieven. Veel post was afkomstig uit Nederland.”

Uw man bleek op een islamitische begraafplaats te zijn begraven, maar werd later, op verzoek van de kerk, opgegraven en opnieuw ter aarde besteld. Zijn lichaam bleek zwaar geschonden te zijn.
„Ik kan mij de laatste uren van Haik niet voor ogen stellen. Dat is emotioneel te zwaar. Dat mijn man is gemarteld, is zeker. De daders hebben meer dan twintig keer met een mes in zijn borststreek gestoken. Vermoedelijk is hij nog op de dag van zijn verdwijning om het leven gebracht.

De dag van de herbegrafenis zal ik nooit meer vergeten. Er waren meer dan duizend mensen toegestroomd. Velen waren diep onder de indruk.”

De documentaire over het leven van uw man toont een fragment waarop hij zegt: „De dood maakt geen indruk als wij zien op Jezus.” Hoe dicht leefde hij bij zijn sterfdag?
„Achteraf gezien denk ik dat God hem op het einde van zijn loopbaan op aarde heeft voorbereid. Zijn laatste preken gingen zonder uitzondering over het hemelleven. Hij wist niet dat zijn dood zo dichtbij was, maar het was alsof God hem er klaar voor maakte. In die tijd zei hij wel eens: „Ik leef met mijn voeten op de aarde, maar met mijn hoofd in de hemel.”

Mijn man had een nauwe omgang met God. Veel tijd besteedde hij aan gebed en meditatie. Hij wist dat Jezus in zijn plaats was gestorven. Daarom, zo hield hij ons voor, hoeven wij niet meer te sterven. De dood is voor ons een deur naar het eeuwige leven.”

Van extreem islamitische zijde was u veel leed berokkend. Hoe ging u daarmee om?
„De moeilijkste les die ik moest leren, was om alles in Gods handen over te geven. Na de dood van mijn man rezen in mijn hart gevoelens op die ik eerder nooit had gekend: intense haat en woede jegens de daders. Ik wist er geen raad mee. In het verleden had ik mensen erop gewezen alle nood bij God te brengen. Nu moest ik het zelf doen. Het lukte mij niet. Ik wilde maar één ding: revanche op onze vijanden.

Ik heb God om hulp gebeden. In het begin kon ik dat slechts met mijn lippen doen. „Wilt U mij bevrijden van mijn gevoelens van haat?” Ik vroeg om iets waarom ik ten diepste niet wilde vragen. Maar geleidelijk aan, in een maandenlang proces van vallen en opstaan, gaf God mij de kracht om meer en meer met mijn hart te bidden voor degenen die mijn man hadden vermoord. Dat gebed heeft God verhoord.”

Welke gedachten hielpen u daarbij?
„Ik herinner mij een zuster die mij op een dag wees op wat Jezus zegt in Mattheüs 5: „Heb uw vijanden lief, bid voor degenen die u geweld aandoen en u vervolgen.” Mijn eerste reactie was: Mijn vijanden vergeven? Dat nooit. Maar toen ik zag Wie dit woord uitspreekt en met hoeveel liefde Hij dat doet, werd ik diep in mijn hart geraakt. Toen werd voor mij mogelijk wat ik voor die tijd niet kon. Wat mij ook troost gaf, was het inzicht dat God alles overziet en dat Hem niets uit handen loopt.”

Wezen de feiten u niet op het tegenovergestelde? Alsof er van goddelijke regering juist geen sprake was?
„Ik heb vele malen uitgeroepen: Waarom moest dit gebeuren? Hoe kon God dit toelaten? Maar God zegt in Zijn Woord dat Hij regeert. Ondanks alles. Ook al begrijpen wij niets van Zijn bedoelingen. Wat in de Bijbel staat, is waar. Voor 100 procent. Aan Gods beloften heb ik houvast gekregen.”

Gelooft u dat er vergeving is voor de moordenaars van uw man?
„Vast en zeker. Of ze die daadwerkelijk ontvangen, weet ik niet. Dat ligt in Gods handen. God doet gerechtigheid, Hij is de Heilige.”

U heeft in uw leven meermalen geblikt in de diepte van het lijden. Is het voor u nog mogelijk blij te zijn?
„Paulus schrijft in Filippensen 4: „Verblijd u in de Heere te allen tijd.” Christenen kunnen zich naar mijn mening altijd, in alle omstandigheden van het leven, verheugen. God maakt het hun mogelijk. Ik ervaar soms evenveel vreugde als ik had voor het martelaarschap van mijn man.”

„Natuurlijk, er zijn vele momenten dat ik Haik mis en dat ik er vurig naar verlang dat hij bij ons is. Soms ervaar ik ook moeilijke en negatieve gevoelens in mij. Die vliegen dan als vogels om mij heen. Waar het op aankomt, is dat ze geen kans krijgen om in onze hoofden en harten een nest te bouwen. Daarom moeten we dagelijks om Gods genade bidden. Zodat haat en boosheid geen plaats krijgen. Of dat we niet al te zeer door het verdriet worden overmand.”

U bent in 2000 met uw kinderen naar Amerika gevlucht. Heeft u nog contacten met Iran?
„O zeker. Mijn zonen maken evangeliserende programma’s die per satelliet worden uitgezonden. Daarop krijgen wij veel reacties. We horen dat veel mensen in Iran tot bekering komen en zich bij een gemeente aansluiten. God zegent de bediening van mijn man tot op de dag van vandaag. Ik geloof dat zijn bloed niet voor niets heeft gevloeid. Haiks preken dragen na zijn martelaarschap meer vrucht dan in de tijd dat hij nog leefde.

Opmerkelijk genoeg zijn er mensen die voor het eerst de samenkomsten bezoeken nadat ze daartoe in een droom werden uitgenodigd door een man in witte klederen. Als ze later in de kerk in Teheran komen en tot hun verbazing een portret van Haik zien, roepen ze uit: „Hé, dit is de man die ik in mijn droom zag.””

U weet dat veel christenen in Nederland huiverig zijn voor zulke dromen?
„Different nations, different ways. God gebruikt verschillende manieren om mensen bij Hem te brengen. Daarbij schakelt hij culturen en gewoonten in. Moslims in het Midden-Oosten zijn gevoelig voor beelden. Vergeet ook niet dat mensen in het Westen in alle vrijheid leven en overal waar ze willen een Bijbel en andere geestelijke lectuur kunnen aanschaffen.”

Hoe ziet u de toekomst van Iran? Komt er een dag waarop christenen in vrijheid mogen evangeliseren en moslims ongehinderd naar de kerk kunnen gaan?
„Mijn man droomde van die dag. Wij zien er allemaal vurig naar uit. Maar als we op de omstandigheden letten, lijkt het onmogelijk. Gelukkig hebben die niet het laatste woord. God kan het Iraanse volk vrijheid geven. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde.”


Levensloop
Takoosh Hovsepian werd in 1950 geboren en groeide op in een Armeens-orthodox gezin in de Iraanse stad Isfahan. Ze was 17 jaar toen ze kennismaakte met ds. Haik Hovsepian, voorganger van een christelijke gemeente in Teheran.

Haik en Takoosh Hovsepian trouwden in 1967. Twee jaar na hun huwelijk waren zij betrokken bij een ernstig verkeersongeval, waarbij hun eerste kind Joseph, nauwelijks zes maanden oud, om het leven kwam. Het echtpaar kreeg nog vier kinderen: Rebecca, Joseph, Gilbert en André.

Ds. Hovsepian werd eind jaren zeventig leider van de protestantse Jama’at-e Rabbanikerk in Teheran. Deze gemeente is aangesloten bij de Assemblies of God, een wereldwijd netwerk van evangelie- en pinkstergemeenten. Begin jaren negentig kwam ds. Hovsepian in conflict met het strengislamitische regime toen hij opkwam voor de vrijlating van een christen. Zijn actie was succesvol, maar de prijs bleek hoog: de voorganger moest zijn inzet in 1994 met de dood bekopen.

Takoosh Hovsepian en haar kinderen vluchtten eind 1999 met een toeristenvisum naar Oostenrijk. In 2000 boden de Verenigde Staten het gezin asiel aan. Familieleden hadden zich daar al eerder gevestigd. Vorig jaar maakten Takoosh’ zonen een documentaire over het leven van hun vader die ze de titel ”A cry from Iran” meegaven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer