Een tribunaal voor Libanon
Midden in het centrum van de Libanese hoofdstad Beiroet staat de enorme Mohammed al-Aminmoskee. Het bouwwerk is een geschenk van ex-premier Rafik Hariri, die opdracht gaf voor de herbouw van de moskee die tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990) in puin was geschoten. Twee keer zo groot als het aanvankelijk was werd het islamitische gebedshuis. Als bezoeker vraag je je onbewust af of dat nu zo groot moest. De oude christelijke kerk, die er qua omvang ook best mag zijn, valt bijna in het niet.
Of dat de bedoeling van de soenniet Hariri was, zullen we nooit weten. Nog voordat de moskee door hem feestelijk zou worden geopend, werd hij op 14 februari 2005 in Beiroet gedood bij een aanslag, die aan 23 mensen het leven kostte. Nu ligt Hariri begraven in een tent naast zijn moskee.De daders van de moord op Hariri zijn nooit gepakt. De beschuldigende vinger wees direct in de richting van Syrië. Een VN-onderzoek bevestigde de vermoedens: Syrische topfunctionarissen zouden van de aanslag op de hoogte zijn geweest.
De reden voor de aanslag lag voor de hand. De miljardair Hariri werkte als premier lang samen met het Syrische regime, dat tienduizenden militairen in Libanon had. Zij waren dat land een jaar na het begin van de burgeroorlog binnengetrokken om de vrede te herstellen. Sinds 2004 nam Hariri steeds meer afstand van de machthebbers in Damascus. Dit zinde Syrië niet en een aanslag was het logische gevolg. Politieke moorden zijn in Libanon immers geen zeldzaamheid.
Het zondag in Leidschendam geopende Hariri-tribunaal moet de waarheid aan het licht brengen. Hoofdaanklager Daniel Bellemare (Canada) repte in zijn openingstoespraak over „een historisch moment.”
Bellemare zal niet buigen voor „externe factoren.” Met name in het Midden-Oosten zetten waarnemers vraagtekens bij de politieke beïnvloeding waaraan het werk van het tribunaal zal zijn blootgesteld.
De grote vraag is dan ook of het tribunaal gerechtigheid zal brengen. Het bewijs dat de Syrische president Assad het bevel voor de aanslag gaf, ontbreekt. Voor Hariri’s familie en voor zijn politieke bondgenoten in Libanon, Saudi-Arabië en in het Westen bestaat daarover geen twijfel.
Het tribunaal moet de feiten boven tafel brengen. De Verenigde Staten dachten eerder door het tribunaal Damascus zozeer onder druk te kunnen zetten dat het niet langer het verzet in Irak en de radicale islamitische organisaties in Palestina en Libanon zou steunen.
Daarvan is niets terechtgekomen. President Assad heeft geen krimp gegeven en zit nog altijd stevig in het zadel. Er zijn geen Syrische troepen meer in Libanon, maar door de banden met Hezbollah en de christelijke oud-generaal Aun heeft Damascus nog altijd grote invloed.
Europa, met Frankrijk voorop, praat inmiddels weer met Syrië en Washington heeft verschillende Congresleden naar Damascus gestuurd om met Assad in gesprek te komen. Syrië behoort duidelijk niet meer tot ”de as van het kwaad”.
Vier jaar geleden was de insteek dat het Hariritribunaal er hoe dan ook moest komen. De familie wil nog altijd dat het recht zijn loop neemt, maar in Europa en in Amerika hoeft dat niet meer zo nodig. Men kan geen politieke deals met Damascus sluiten en het land tegelijkertijd in de beklaagdenbank plaatsen.
Dus valt het te betwijfelen of er gerechtigheid geschiedt. Hariri’s zoon Saad is ervan overtuigd dat de toenadering die het Westen met Syrië zoekt het tribunaal niet in de weg zal staan. Dat is naïef geredeneerd. In de internationale politiek komt het recht vaak niet op de eerste plaats. Dat is spijtig voor de nabestaanden, maar het is helaas de praktijk.
Reageren aan scribent? buza@refdag.nl.