Van driehoek naar netwerk
Het reformatorisch onderwijs moet zich niet zien als onderdeel van de driehoek gezin, school kerk, maar als knooppunt in een veel groter netwerk, aldus prof. dr. W. B. H. J. van de Donk donderdagmorgen op het congres ”Identiteit, bezieling of verzuiling” in Vianen. Identiteit is in zo’n context steeds meer gebaseerd op weloverwogen keuzes van docenten, bestuurders en ouders.
Ergens vorige week las ik een boeiend berichtje in Elsevier. De aanleiding voor het bericht was een uitspraak van het gerechtshof in Leeuwarden. Genoemd hof had een vrouw veroordeeld die op grond van gewetensbezwaren weigerde de zogenaamde Europese kentekenplaten op haar auto te schroeven. Het was geloof ik niet zozeer het soms wel problematische feit dat het Europees genormeerde kentekenplaten betrof, als wel het daarop afgebeelde symbool waarover het probleem was gerezen.Dat symbool betreft een afbeelding die is geïnspireerd op de Europese vlag. De bekende vlag die op 8 december 1955, op de jaarlijkse feestdag van de Heilige Maagd, als ontwerp unaniem is aangenomen door de Raad van Europa. De vlag die was ontworpen door de diepgelovige, rooms-katholieke ambtenaar van de raad: Arsène Heitz. U kent die vlag wel: een op een blauw vlak afgebeelde cirkel met twaalf gouden sterren. Die cirkel van gouden sterren verwijst volgens sommigen naar de met twaalf sterren gekroonde vrouw in de tekst in de Openbaring van Johannes. En dat zou dan weer verwijzen naar de Heilige Maagd Maria.
En dát was die vrouw in Friesland allemaal veel te rooms-katholiek. Haar principiële weigering om in een met voor de rooms-katholieke identiteit zo bepalende symbolen getooide auto te rijden, had als consequentie dat de auto in kwestie helaas niet door de algemene periodieke keuring voor motorvoertuigen kwam. De auto werd afgekeurd, en daartegen ging zij dus in beroep.
De zaak is vervolgens blijkbaar hoog opgenomen, want enige tijd later heeft blijkens dat boeiende berichtje in Elsevier de Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde beginselen de zaak aanhangig gemaakt bij minister Eurlings. Die heeft natuurlijk plechtig ontkend dat hier sprake is van een rooms-katholiek complot. Maar u weet: ontkennen van complotten, dat helpt nooit.
Het laatste nieuws is trouwens dat genoemde stichting kleine stickertjes in omloop gaat brengen –precies ter grootte van het gewraakte vlaggetje– waarop een Nederlands en dus oranje leeuwtje prijkt. Dat zou dan beter de Nederlandse identiteit representeren. Dé Nederlandse identiteit.
Toen ik dat zo allemaal las, hoopte ik maar van harte dat het feit dat ik als rooms-katholiek hier vandaag mag spreken over bezieling, identiteit en onderwijs geen verdere voeding geeft aan die complottheorie. Dat zou zomaar kunnen gebeuren.
Temeer daar ik me had bedacht om mijn verhaal, geïnspireerd door de titel die de organisatie van dit congres me had aangereikt, te beginnen met enkele regels uit een gedicht van de rooms-katholieke priesterdichter Herman Schaepman. Die maakte ooit een gedicht waarin onder het kopje ”zang der zuilen” de volgende lofregels op de zuilen van de Aya Sophia in Istanbul te lezen waren:
Wij droegen eens van de oude,
valsche goden
De tempels zonder tal
Nu worden wij tot uwen dienst
geboden
O Koning van ’t heelal!
Recyclen
De zuilen waarover Schaepman dichtte, zijn afkomstig uit Aurelianus’ zonnetempel en werden bij de bouw van de Aya Sophia dus feitelijk hergebruikt, gerecycled zouden we deze dagen zeggen. Zou het recyclen van zuilen voor het bouwen aan de Nederlandse samenleving van morgen ook zijn aan te bevelen? Is zuilvorming de meest aangelegen strategie voor de toekomst van het Nederlandse onderwijs? Moeten meer in het bijzonder christenen voor die strategie kiezen? Die vragen klinken door in de brochure voor dit tweede Vianencongres.
Ik zal het u maar meteen eerlijk zeggen: ik heb daarover zo mijn twijfels. Het zou in mijn ogen niet zozeer om verzuiling, maar om bezieling moeten gaan. Al in mijn oratie heb ik indertijd met een kleine variatie op dat thema gezegd dat voor wat mij betreft niet zozeer de ontzuiling, maar de ontzieling de grootste bedreiging is voor identiteitsgebonden maatschappelijke organisaties. Daartoe reken ik in het bijzonder de bijzondere scholen.
Onderwijs geven. Zonder bezieling gaat het niet, en bezieling veronderstelt een ziel: een engagement, een normatief ijkpunt. Onderwijs kan niet zonder een waardenoriëntatie, onderwijzen zonder opvatting is als schaatsen zonder ijs. Onderwijs is vormen, opvoeden, en beperkt zich nimmer tot de puur cognitieve aspecten.
Sterker nog: een succesvolle inzet op de cognitieve dimensie veronderstelt een stevig verankerde sociale dimensie. Zeker als het gaat om onderwijs kan dat ook niet anders: onderwijs is zich engageren met kinderen, met scholieren, met studenten. Onderwijs geven is dienen, het aangaan van een relatie. Onderwijs, zelfs de economen ontdekken het dezer dagen, is een ”relational public good”.
Dat soort goederen of diensten heeft een aantal bijzondere kenmerken. Zo is consumptie van zo’n goed nooit louter een private kwestie. Natuurlijk: het genieten van onderwijs dient in zeer belangrijke mate de individuele ontwikkeling. Het kan bijdragen tot een groei in persoonlijke welvaart, kan worden gezien als een, zoals dat heet, investering in jezelf.
Maar daarmee is het verhaal over het belang en wezen van onderwijs niet compleet. Onderwijs dient altijd ook de ontwikkeling tot een persoon: dat wil zeggen tot iemand die niet alleen om zichzelf, maar ook om de ander geeft. Ook de samenleving heeft er wat aan als iemand onderwijs geniet. Met het geven van onderwijs investeren we niet alleen in de individuele persoon, maar ook in de kwaliteit van de samenleving als geheel. Dat geldt al helemaal in een economische orde die het van kennis en slimme innovaties zal moeten hebben.
En als we onderwijs geven, kan dat nooit wat worden zonder dat dat onderwijs ook ‘genomen’ wordt. Ik bedoel: onderwijs veronderstelt een relatie, en de kracht van die relatie is van grote betekenis voor de kwaliteit van onderwijs.
Gemeenschap
De inzet van de consument is, om het in economentaal te zeggen, cruciaal voor de kwaliteit van de productie. Dat alles maakt het begrijpelijk dat de persoon van de leraar nog veel belangrijker is dan de school: uiteindelijk gaat het in onderwijs om persoonlijke relaties.
Daarbij gaat het natuurlijk wel om relaties die zijn geworteld in een netwerk van zorg en vertrouwen. De goede school is, en maakt deel uit van, een gemeenschap. Een gemeenschap definieer ik als een netwerk van zorg en vertrouwen.
Ik noem het een netwerk, omdat het gaat om een vorm van sociale organisatie waarin wordt gewerkt vanuit het besef van onderlinge lotsverbondenheid, vanuit een besef van wederzijdse afhankelijkheid. Vanuit het onvermijdelijke gegeven dat mensen op elkaar aangewezen zijn. Geschapen naar Gods beeld zijn mensen relationele wezens: nadrukkelijk georiënteerd op de ander: geen mens heeft aan zichzelf genoeg. Mensen functioneren in netwerken.
Als ik het woord netwerk gebruik, doe ik dat heel bewust als alternatief voor zuilstructuur. Ik had u al gezegd dat ik bij die zuilstructuur wat vragen heb. Ik spreek liever van netwerken. Volgens mij moet het netwerk ook u als metafoor aanspreken. Allereerst is het in uw kringen nogal systematisch gehanteerde beeld van de driehoek gezin, school en kerkgemeenschap al een eerste bewijs voor het feit dat ook u veel meer in moderne netwerkconstructies dan in zwaar klassieke ontwerpprincipes gelooft.
Want laten we eerlijk zijn, dat beeld van die driehoek verwijst feitelijk naar een bepaald type netwerk. Het verwijst naar een sterke verbinding tussen drie cruciale knooppunten. De driehoek: dat is een netwerk avant la lettre. En een sterk netwerk ook. De driehoeksvorm, elke leraar techniek kan het uitleggen, is constructief gesproken de sterkste vorm die er is, want er is gewoon geen beweging in te krijgen.
Bermudadriehoek
Daar rijzen bij mij al de eerste twijfels of die driehoek eigenlijk wel een aansprekende metafoor is. Want: geen beweging in te krijgen? Dat is bij bouwkundige constructies natuurlijk een zegen, vooral als ze liggen in de buurt waar metro’s worden gebouwd. De vraag is echter of die eigenschap van onverzettelijke onbeweeglijkheid in sociaal-constructieve zin nu eigenlijk wel zo wenselijk is. Als de driehoek leidt tot inertie, geslotenheid en stilstand, dreigt al snel entropie.
Dan wordt het een Bermudadriehoek, waarin elke vorm van ontwikkeling en vooruitgang al even raadselachtig als definitief verdwijnt. En dat is strijdig met de idee van onderwijs zelf. En volgens mij ook met de opdracht van durf en dynamiek die ik althans in het Evangelie lees.
Het belang van onderwijs ontstijgt bovendien ook het belang van de in die driehoek zo hecht verbonden knooppunten: er is meer dan gezin, school en kerk, hoe belangrijk die ook zijn. Er zijn bijvoorbeeld ook: de samenleving, de economie, het ”commune bonum” (gemeenschappelijk belang), de internationale gemeenschap, Europa, de publieke zaak, de overheid, andere gezinnen, andere kerken.
Laat ik het anders zeggen: gezien vanuit het belang van onderwijs, vanuit de opdracht van de school, is de wereld niet (en misschien zelfs steeds minder) te vangen in het beeld van een stabiele driehoek, maar vormt die eerder een dynamische vijfhoek, een zeshoek, een zevenhoek, ja, wellicht zelfs wel een cirkelachtige figuur met twaalf onderling verbonden knooppunten (sterren, zo u wilt).
World wide web
Natuurlijk: voor de kleuterschool en de lagere school (ik weet het, we spreken intussen over basisschool en dergelijke) geldt dat het aantal verbindingen vanuit de school beperkt is tot de meest essentiële: het gezin en voor veel ouders in Nederland ook: de kerkgemeenschap waarvan zij deel uitmaken.
Maar naarmate de schoolcarrière vordert, worden de drie knooppunten van de driehoek steeds intensiever verbonden met het world wide web, de metafoor van de al even onvermijdelijke, soms onaangename maar wel wezenlijk aanwezige open verbinding met de wereld om ons heen. Letterlijk, omdat alleen al in het soort van communicatiesamenleving waarin we opereren, de onderlinge verbindingen in steeds meer open netwerken een gegeven zijn. Grenzen vervagen, zelfs voor degenen die duidelijke grenzen willen stellen. Grenzen stellen wordt steeds meer een keuze, gaat steeds minder vanzelf.
En ook vanuit de logica van de school bezien neemt de verwevenheid (lees: de wederzijdse, onderlinge beïnvloeding) met partijen buiten de genoemde driehoek toe. Afhankelijk van het onderwijstype melden zich daar opdringerige overheden, brutale bedrijven en tal van maatschappelijke partijen zich met zinnige en onzinnige wensen, eisen en vragen bij de school. Te verbazen hoeft dat niet. Ik zei het al: onderwijs is een relational public good, en daarmee nooit een zuiver private aangelegenheid. Onderwijs is ook een dienst aan de wereld. En een dienst midden in de wereld. De school is daarmee een wezenlijk knooppunt, een knooppunt met een ziel.
Juist het gegeven dat scholen steeds minder in gesloten driehoeken, en steeds meer in dynamische netwerken opereren, maakt het hebben van een duidelijke identiteit steeds belangrijker. Als je niet weet wie je wilt zijn, waar je vandaan komt en waar je heen wilt, dan zullen in een netwerk als snel andere partijen dat voor jou gaan bepalen. Zoals bijvoorbeeld een PO-Raad, een VO-raad, het ministerie van Onderwijs en dergelijke vooral op basis van een functionele rationaliteit georganiseerde partners in het onderwijsnetwerk.
Met name die laatste partij is een meester in het ontzielen. Onder het mom van een ”kwaliteitsagenda” wordt niet alleen een aanslag gepleegd op de in het Nederlandse onderwijsbestel al even vitale als cruciale idee dat wij daarin juist zeer verschillende en zeer kruidige opvattingen over het goede leven koesteren, erger nog is dat dat soort bestuurlijke agenda’s leidt tot een fatale fixatie op meetbare en dus ernstig tekortschietende, ja vaak precies het cruciale punt missende, puur procesmatige noties van kwaliteit. Dat zijn noties die qua benadering heel best passen bij de beoordeling van de kwaliteit van plastic emmers en kentekenplaten, maar die het kwetsbaar complexe karakter van onderwijsrelaties en -processen in de kern missen.
Juist in een tijd waarin de eens overzichtelijke driehoeksverbinding tussen gezin, school en kerk op allerlei manieren onder druk staat, en feitelijk is ingebed in een niet altijd meer even overzichtelijk, laat staan gesloten netwerk van vertrouwde knooppunten, komt het erop aan om als schoolgemeenschap zélf te investeren in een duidelijke identiteit. Investeren betekent dan feitelijk steeds duidelijker: zelf weloverwogen kiezen.
Kerk en gezin blijven voor heel veel scholen in Nederland wezenlijke referentiepunten om die keuzen te maken, maar ook in dergelijke situaties is de identiteit van een school nooit een makkelijke want automatische afgeleide, maar uitdrukking van een eigen en onvervreemdbare verantwoordelijkheid van degenen die de kern van zo’n schoolgemeenschap vormen: de docenten, daarbij geholpen door bestuurders en ouders.
Publieke betekenis
Docenten, die normatief geladen professionals, van hen zullen we het de komende jaren moeten hebben. Zij zijn het die, in de woorden van mijn goede collega Donald Loose, een persoonlijke overtuiging met een publieke betekenis hebben.
Als ik het goed zie, ontstijgt de betekenis van die overtuiging, ook als het om christelijke scholen gaat, het belang van de driehoek in enge zin begrepen. Natuurlijk is die driehoek een wezenlijke biotoop voor scholen, ouders en leerlingen. Maar de samenleving laat zich al lang niet meer in de drie punten van zo’n driehoek vangen. Natuurlijk: die driehoek is een cruciale en sterke bouwsteen voor de samenleving. Maar de samenleving laat zich niet meer in termen van de driehoek tekenen.
Dan gaat het inderdaad om een figuur die eerder doet denken aan een complex vervlochten set van twaalf knooppunten of sterren, zo u wilt.
Niet ver- of herzuiling is de aangewezen lijn om in een dergelijke context inspirerend en beslissend aanwezig te zijn. Daarvoor zijn veel meer de knooppunten dan de zuilen in beeld. Knooppunten met een sterke zelfbewust gekozen identiteit. Zo’n knooppunt kan ook in een in een ingewikkeld en uitgebreid netwerk een zelfbewust middelpunt zijn.
De auteur is hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.