Zijn maat, de eveneens uit Zierikzee afkomstige 32-jarige R. de Z., kreeg twaalf maanden cel, waarvan vijf voorwaardelijk, opgelegd.
Na een tip startte justitie een onderzoek naar de handel en wandel van de beide mannen. Toen bleek dat zij handelden in hasj, om –volgens eigen zeggen– met de winst daarvan cocaïne te kunnen kopen.
De Z. verklaarde drie keer per maand naar Rotterdam te gaan, om daar 5 gram cocaïne te kopen. Van C. wist eveneens de weg naar Rotterdam te vinden. Hij werd half november aangehouden met 50 gram cocaïne op zak. De man die de cocaïne leverde, de 41-jarige Rotterdammer J. L., kreeg een jaar cel, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Zijn 34-jarige Rotterdamse vriendin S. L., die als doorgeefluik fungeerde, werd bestraft met een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke celstraf van vier maanden.
In het vonnis tegen De Z. was tevens inbegrepen verboden wapenbezit, het bezitten van meer dan 1 kilo hasj en het rijden in een auto terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd.
In alle gevallen had het openbaar ministerie hogere straffen gevorderd.