Cultuur & boeken

Kleine Almas is bont en blauw

Titel: ”Een moeilijke jeugd. De zoektocht van Anita Leeser, kinderrechter”
Auteur: Loes de Fauwe
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2008, ISBN 978 90 351 3352 5
Pagina’s: 344
Prijs: 19,95.

J. Visscher
4 March 2009 07:28Gewijzigd op 14 November 2020 07:25

Ze zijn mishandeld, verwaarloosd, ontspoord. De jongeren over wie de Amsterdamse kinderrechter Anita Leeser (1935) een beslissing moest nemen, kampten allen met een veelheid aan problemen. Jaren later zocht ze samen met Parooljournaliste Loes de Fauwe een vijftiental pupillen weer op.1990, Amsterdam.

Ze schrikken zich wezenloos, twee leerkrachten van de school van de 10-jarige Almas. Het meisje, dochter van een aan drugs verslaafde Turk en een gewelddadige Molukse moeder, is al een paar weken niet op school gezien.

Thuis ligt Almas op bed. Ze ziet er niet uit. Haar ogen zijn blauw geslagen, op haar wang zit een open wond, haar mond is bebloed. Gealarmeerde agenten trekken de dekens weg en ontdekken nog meer akeligs. Het kind is van top tot teen blauw en gezwollen en zit onder de schaaf- en brandwonden. Almas kan niet meer lopen. Het meisje is „bijzonder angstig”, noteren twee agenten in het proces-verbaal. De moeder zegt dat ze wel wist dat haar dochter er ernstig aan toe was, maar dat ze geen dokter heeft gebeld, omdat ze al eerder ruzie met de huisarts heeft gehad. De moeder wordt verdacht van mishandeling.

In de armen van een agente gaat Almas de politieauto in. Ze wordt ze meteen naar het ziekenhuis gebracht. De kinderbescherming haalt de drie andere verwaarloosde kinderen -6, 4 en 2 jaar jong- direct uit huis. Die komen terecht in de crisisopvang.

Ook de Amsterdamse kinderrechter Anita Leeser is ontdaan van het gezinsdrama. Als ze in 1990 het dossier met de politiefoto’s van het kapotgeslagen lichaam van Almas onder ogen krijgt, besluit ze meteen de Turkse vader en Molukse moeder uit hun ouderlijke macht te ontzetten. Almas wordt onder voogdij geplaatst.

Foto’s
Hoe is het meer dan vijftien jaar later met een meisje als Almas? Dat zou Leeser, die zelf als kind concentratiekamp Bergen-Belsen overleefde, graag willen weten. Ze was 16 jaar advocaat, 29 jaar rechter, waarvan 19 jaar kinderrechter.

Bij haar afscheid van de Amsterdamse rechtbank in 2005 krijgt ze op eigen verzoek als afscheidscadeau geld en middelen voor een zoektocht naar haar oud-pupillen. Samen met Parooljournaliste Loes de Fauwe bezoekt ze ongeveer vijftien kinderen over wie ze in het verleden ingrijpende beslissingen nam, zoals een uithuisplaatsing. Die speurtocht is beschreven in het boek ”Een moeilijke jeugd. De zoektocht van Anita Leeser, kinderrechter”.

In 2007 ontmoet Leeser Almas, in een kleine benedenwoning in een oude wijk in Rotterdam. Het mishandelde kind van toen is nu moeder van een zoontje van acht en een dochtertje van drie. Ze heeft de kinderen samen met haar vriend Gregory. Almas zegt dat het goed met haar gaat. Maar auteur De Fauwe signaleert op haar gezicht „een zekere vermoeidheid.”

Almas vertelt hoe haar moeder haar als jong meisje aftuigde. „Ze sloeg met een stok, een bezemsteel.” Ze herinnert zich dat ze in 1990 in het ziekenhuis terechtkwam, toen agenten haar weghaalden uit huis. „Bij alle onderzoeken in het ziekenhuis ben ik volgens mij hysterisch geweest. Ik weet alleen nog dat ik een waterbed kreeg, omdat ik op een gewoon bed niet kon liggen.”

Almas wil van rechter Leeser per se de politiefoto’s van toen zien, de weerzinwekkende afbeeldingen van haar toegetakelde lichaam.

Het zijn aangrijpende momenten als de kinderrechter het vergeelde politiemapje opent. De tranen stromen Almas over de wangen. „Ik wou wel vluchten, maar ik kon niet meer lopen.” Ze slaat de bladzijden met foto’s om. „Ik wist niet dat het zo erg was. Het is veel erger dan ik dacht.” Ze draagt de littekens op haar lichaam mee. „Ik weet dat ik als ik langer thuis was gebleven dood zou zijn geweest. Ik snap het niet. Ik snap niet hoe je dit kunt doen.”

Alleen
Wat Almas nog altijd erg dwarszit: die slopende gang langs tehuizen, instanties, hulpverleners. Een voortgangsrapportage van het Amsterdamse orthodopedagogische behandelingshuis Over-Schinkel in Amsterdam meldt in 1993: „Almas is onrustig vanwege onduidelijke toekomst. Ze weet dat ze niet kan blijven, ze gelooft niemand meer en voelt zich erg alleen.”

Almas kwam terecht in de jeugdopvanglocatie De Glind, bij Barneveld. Er ontstonden problemen. „Daar ging het helemaal niet goed. Ik werd steeds agressiever. Zie je, er is geen aandacht, geen liefde. Je wordt daar vanzelf agressief. Ik heb toen gevochten met een meisje. Met een slagersmes. Toen moest ik naar een psychiatrisch ziekenhuis. Want niemand wou mij hebben.”

Een paar weken na de indringende ontmoeting spreekt Almas nog eens met de kinderrechter. Almas zegt zich te ergeren aan moeders die in de speeltuin hun kinderen slaan. „Je moet wel duidelijk en streng zijn, maar je mag ze toch niet mishandelen?”

De kinderrechter is onder de indruk van de veerkracht van Almas. „Je hoort in haar een volwassen vrouw en huismoeder. Het beschadigde kind is op de achtergrond geraakt. Ik hoop en bid dat zij en haar gezin bij elkaar blijven, en dat dit huisje-boompje-beestje voortduurt.”

In de zomer van 2008 krijgt de kinderrechter een teleurstelling te verwerken. Almas heeft haar derde kind gekregen, maar haar man schijnt haar te hebben verlaten.

Brand
Een al even zo schrijnend verhaal is de geschiedenis van de Marokkaan Rachid (1977). Hij raakte eind jaren tachtig als jongen van amper twaalf jaar verstrikt in een netwerk van kinderprostitutie in Amsterdam. Ook begon de jongen drugs te gebruiken.

Het kindermisbruik leidde tot een strafzaak tegen negen pedoseksuelen. „Het erge was dat die jongens (slachtoffers, red.) zo jong waren en ze werden uitgespuugd, weggegooid als ze wat ouder werden”, vertelt kinderrechter Leeser.

De thuissituatie van Rachid, in Amsterdam, is bijzonder zorgwekkend. De Marokkaanse vader, destijds gastarbeider in de Amsterdamse scheepsbouw, is alcoholist en hasjgebruiker. Hij is agressief en slaat zijn vrouw (een nicht van hem) en kinderen. Wrang genoeg raken alle zes kinderen aan lager wal, door crimineel gedrag en drugsgebruik. De wanhopige moeder probeert haar huis in brand te steken.

Kinderrechter Leeser ontmoet Rachid opnieuw in 2008. Bij de rechter. De dertiger wordt verdacht van een autokraak. „Hij zit erbij als een hoopje ellende, wrijft met zijn handen over zijn dijen. De politierechter voor hem blader in zijn dossier. Rachids strafblad lijkt eindeloos.”

Later treft Leeser de man in een huis van bewaring. Hij zet uiteen hoe vader de kinderen thuis afranselde met een riem, met tv-kabels, met dikke stokken. Rachid vertelt hoe Marokkaanse buren in Amsterdam niet aan de bel trokken over het huiselijk geweld. „Mijn vader zat in het bestuur van de moskee. Hij had zelfs de sleutel van de moskee. Daarom zijn die buren nooit iets gaan zeggen. Ze dachten: het is opvoeding. Ze zagen mijn vader in die moskee, allemaal mannen met baarden, en ze dachten: zo hoort het, dat komt door het geloof.”

Rachids advocaat, mr. Job Knap, denkt dat de jongeman door de jaren „lichtelijk meedogenloos” is geworden. „Hij heeft tamelijk gevoelloos mensen gestoken, bromfietsen gepikt en heeft bij mensen ingebroken zonder zich te realiseren wat hij aanrichtte.”

Het opvoedingsklimaat in Marokkaanse gezinnen is een serieus probleem, schetst Knap. Dat houdt zijns inziens ook verband met de invloed vanuit de moskee. In tegenstelling tot Turken nemen Marokkanen de politieke imam serieus. „De Marokkaanse imams hebben van stond af aan gewaarschuwd voor de Nederlandse samenleving. Dus die segregatie van de Marokkaanse bevolkingsgroep is gewoon van de kansel geschreeuwd, in de jaren tachtig al.”

Veilig
”Een moeilijke jeugd” biedt een zorgvuldig, indringend en onthutsend beeld van ontspoorde en verwaarloosde jongeren, die met de rechter in aanraking kwamen. Eens te meer blijkt dat het van levensbelang is dat kinderen terug kunnen vallen op een veilig, warm en stabiel thuisfront.

Het boek verhaalt over machteloosheid bij hulpverleners. Over tenenkrommende bureaucratie, waardoor gebutste kinderen tussen wal en schip raken. Over kinderen die wegliepen, zonder dat daar gegronde redenen voor waren, en die al te zeer werden gepamperd („Gerardje van negen jaar maakt zelf wel uit waar hij woont”).

Het boek staat ook stil bij de hartverwarmende onbaatzuchtigheid van een bejaarde pleegmoeder die bereid is de zorg over de autistische jongen Rovil op zich te nemen. Een pleegmoeder die belijdt dat „God een vader is voor de wezen, dus Hij zal ook voor Rovil zorgen.”

Een tikkeltje vermoeiend is dat de beschrijving van de problemen van de jongeren nogal uitgebreid is en dubbelloop kent. Dat heeft ermee te maken dat de auteur het dossier toelicht én dat in de ontmoeting met de pupil (uiteraard) hetzelfde dossier weer ter sprake komt. De beschrijving van de problematiek had bondiger gemogen.

Teleurstellend is dat in een geval wél het dossier van een zogenaamd Amsterdams ”asogezin” uitgebreid (42 pagina’s) voor het voetlicht komt, maar aan het eind van het hoofdstuk blijkt dat het niet is gelukt een weerzien te regelen. Als lezer voel je je dan een beetje voor de gek gehouden.

Jammer, volstrekt onnodig ook, is de grove taal hier en daar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer