Bedrijven en beleggers moeten daarvoor de hoofden bij elkaar steken. Wetgeving alleen is niet voldoende.

De minister zei dit woensdag in Tilburg. Daar presenteerde de Nederlandse Corporate Governance Stichting een rapport waarin een beeld wordt geschetst van de huidige stand van zaken. Een commissie onder leiding van de voorzitter van die stichting, J. Peters, formuleerde vijf jaar geleden veertig aanbevelingen om te komen tot een behoorlijk bestuur. Woensdag concludeerde hij dat die aanbevelingen bijna allemaal zijn geaccepteerd, maar dat ze meer naar de letter dan naar de geest worden toegepast.

Ook Peters pleitte voor een nieuwe code. Die moet volgens hem aansluiten bij internationale regels. Bovendien moet er een instantie komen die toeziet op de naleving van die code. Dat moet naar de mening van Peters privaatrechtelijk worden geregeld.

Volgens Hoogervorst is de discussie over de zeggenschap in bedrijven een proces van lange adem. „Het is een taai onderwerp, omdat er veel belangen mee zijn gemoeid.” De aanbevelingen van de commissie-Peters hebben de afgelopen jaren desondanks hun nut bewezen. „Een groot deel is als blauwdruk gebruikt bij nieuwe wetgeving en wetsvoorstellen. Ook de ondernemingskamer houdt er in toenemende mate rekening mee”, aldus de bewindsman. De achterkamer is volgens hem minder prominent aanwezig.

Er is echter nog een lange weg te gaan, betoogde hij. „Bestuurders en kapitaalverschaffers hebben de juiste balans nog steeds niet gevonden.” Hoogervorst stelde vast dat ondernemingen niet staan te trappelen om de aanbevelingen te volgen. „Ze vinden corporate governance kennelijk een betrekkelijk onbelangrijk onderwerp.”

Hoogervorst benadrukte dat een nieuwe code alleen zinvol is als er steun is van alle betrokkenen, dus zowel van de ondernemingen als van de aandeelhouders. Die roeren zich te weinig op aandeelhoudersvergaderingen, vindt de minister.