Kerk & religie

Barbezoekers op weg naar belijdenis

Dat er reformatorische jongeren zijn die -in het weekend of door de week- tot diep in de nacht doorzakken in de kroeg, mag intussen als bekend worden verondersteld. Wie namen en feiten wil, hoeft niet lang te zoeken. Café Nationaal in het Zeeuwse Goes is bekend. In het oosten des lands voorziet onder andere Het Witte Paard in Wekerom in de uitgaansbehoefte. En ook de illegale barretjescultuur in Urk doet nauwelijks nog met de oren klapperen. Maar wat niet iedereen weet is dat in den lande ook striptease-opvoeringen gehouden worden waarbij kerkelijke meisjes voor een groot gedeelte uit de kleren gaan. En ook schromen sommige refo-jongeren niet om medescholieren die hun leven wél langs de meetlat van de Bijbel willen leggen, mores te leren.

J. Hoekman
19 December 2002 09:08Gewijzigd op 14 November 2020 00:01

Een vader krijgt de schrik van zijn leven. Als hij nietsvermoedend een ontmoetingsplaats voor jongeren binnenstapt, treft hij daar kerkelijke jeugd aan van wie sommigen meer kledingstukken hebben uitgetrokken dan aangehouden. Wie dacht nog dat het ging om wat „onschuldig drankgebruik”? Ambtsdragers staan niet zelden aan de kant bij dergelijke meer dan schrijnende situaties. Vaak is dat uit onwetendheid: „Dat komt bij ons niet voor.” En als het wél voorkomt -en niet alleen in Yerseke, Opheusden en Rijssen- blijft het vaak bij een waarschuwing tegen dergelijke uitspattingen in de zondagse preek. Predikanten en ouderlingen die de cafés binnenstappen om jongeren te weerhouden en terug te halen, moeten met een lampje worden gezocht. Ambtsdragers die op een andere manier het gesprek gaande houden, zijn ook niet eenvoudig te vinden. De jongeren waar het om gaat, laten zich minder moeilijk traceren. Alhoewel: ermee te koop lopen ze vaak ook niet. De cafés, de disco’s met hun snoeiharde muziek en besloten bijeenkomsten voor eigen kring die ontaarden in uitspattingen op erotisch gebied: veel bezocht, maar weinig besproken.

Jongeren uit de reformatorische gezindte lijken zich steeds duidelijker op te splitsen. Een hartelijk meelevende groep ziet zich geconfronteerd met een groep die zich verhardt en soms zelfs onkerkelijke leeftijdsgenoten versteld doet staan. Beide groeperingen lijken het contact met elkaar te verliezen, niet in de laatste plaats omdat de ’bargangers’ weinig ophebben met de ’kerkgangers’. Soms leidt dat om die reden tot een handgemeen tussen scholieren, zoals onlangs in Krabbendijke. Maar het is breder. De barbezoekers trekken zich weinig van kerkmuren aan: de hele breedte van reformatorisch Nederland heeft te maken met het verschijnsel. Hoogstens is de motivatie -„Als de Heere me wil hebben, haalt Hij me toch wel uit het café”- soms wat anders geformuleerd.

Illegaal
Urk is berucht: de krantenkolommen meldden breeduit hoe een gedeelte van de jongeren zich daar misdraagt, met name op zaterdagavond. Toch is Urk, voorzover bekend, ook de enige plaats waar structureel een tegenactie op touw is gezet. Ambtsdragers uit zeven reformatorische kerken op het voormalige eiland gaan om de beurt de illegale bars en dancings langs om de jongeren terug te halen. Het initiatief komt van L. Korf, lid van de christelijke gereformeerde kerk op het eiland. „Bars trekken geen scheiding tussen kerken. Van oud gereformeerd tot neo-gereformeerd en van pinkstergemeente tot gereformeerde gemeente in Nederland: ze gaan er allemaal heen.”

Die constatering was voor Korf reden om ook alle behoudende kerkgenootschappen van Urk te betrekken bij zijn plan om de jongeren uit het café te krijgen. Zo’n acht jaar geleden begon hij met een paar vrienden te posten bij de café-uitgangen. „Op een bepaald moment loop je ertegen aan. Ik sprak eens een paar jongens die daar zaten en ik vond dat we daar toch iets aan moesten doen.” Het inititatief van Korf breidde zich uit, waarbij de plaatselijke predikant ds. A. A. Egas het voortouw nam. Twee jaar geleden resulteerde het in de oprichting van een contactraad voor de gereformeerde gezindte op Urk. Twee christelijke gereformeerde kerken, de hervormde bijzondere wijkgemeente en een evangelisatieafdeling, de gereformeerde gemeente, de oud gereformeerde gemeente, de vrije gereformeerde gemeente en de gereformeerde gemeente in Nederland participeren in het orgaan.

Traktaatjes
Iedere week gaan ambtsdragers uit de gemeenten langs de bars op Urk -illegaal of niet- volgens een draaiboek dat Korf samenstelt. „Meer dan de helft van de Urker bevolking is jonger dan 23 jaar. We hebben een enorme doelgroep. De illegale barretjes op het industrieterrein schieten als paddestoelen uit de grond.” Bij de cafés spreekt Korf de jongeren persoonlijk aan. Hij deelt foldertjes uit en strookjes papier die hij zelf print. „Als ze zo’n papiertje aanpakken, houd ik het vast. Dan kunnen ze niet doorlopen”, aldus Korf. Op de traktaatjes wijst Korf de jongeren op hun verantwoordelijkheid. De tekst? „Als de Heere Jezus jou onverwachts zou bezoeken, zou jij je dan moeten schamen voor je onzedelijke wereldse kleding? En zou je gauw die wereldse muziek moeten uitzetten? Zou jij je vrije tijd op zaterdag- en zondagavond met de Heere Jezus in de bars durven doorbrengen?” Een ander briefje confronteert de reformatorische barbezoekers met een tekst uit Spreuken: „Mijn zoon! Geef Mij uw hart, en laat uw ogen Mijn wegen bewaren.”

Korf: „Sommige jongeren zeggen dan: „Korf, deze heb ik vorige week al van je gehad. Heb je niks anders?” Soms is dat wel eens ontmoedigend. Dan denk je dat het allemaal geen zin heeft. Maar na zo veel jaar kan ik er niet meer mee stoppen.”

Opvallend vindt de 69-jarige Korf dat veel jongeren die in de bar komen nog zo jong zijn. „Zaterdagavond hebben we het nog geconstateerd. Er zijn kinderen bij van dertien, veertien jaar.” Dat beaamt W. de Vries, ouderling van de vrije gereformeerde gemeente in Urk. „En de volgende dag zitten ze in de kerk. Ze weten de punten van de preek vaak nog op te noemen ook.” De grootste drijfveer voor jongeren om bars en disco’s te bezoeken, is zonder twijfel het zoeken naar gezelligheid, denken Korf en De Vries. „Ze nóémen het althans gezellig.” Korf: „Maar ze kennen allemaal die plaat van de brede en de smalle weg. En als we dan vragen: Waar staat deze kroeg? Dan zeggen ze: „Op de brede weg.” Ze weten het prima en zijn vaak ook nog aan te spreken op de Bijbel. Daarom willen we een beroep doen op hun geweten en wijzen op de oordeelsdag. Jongeren moeten beseffen waar ze zijn. Dat geldt voor het verblijf in een café, in een disco of op plaatsen waar de jongeren zich op seksueel vlak uitleven. Die laatste verhalen zijn overigens bekend, maar wij komen daar zelf niet. Zulke dingen gebeuren toch vaak achter een deur die op slot zit.”

„Soms proberen ze zich er met een smoes uit te redden”, vult De Vries aan. „Dan wijzen ze ons erop dat ze toch eerst uitverkoren moeten zijn. Maar wij vertellen dan over hun eigen verantwoordelijkheid en hun gedoopte voorhoofden. Of dat indruk maakt? Soms wel. Gelukkig kan ik niet zeggen dat ik nooit gesprekken heb die geen indruk hebben gemaakt.”

Wilde jaren
Als zonde niet meer als zonde gezien wordt, is het probleem groter, vindt Korf. „Dan zeggen ze: „Wat geeft dat nu? We hossen wat, we zitten wat bij elkaar en het is gewoon gezellig.” Soms reageer ik dan een beetje ondeugend. Dan zeg ik: „Probeer de dominee en alles eromheen nu eens te vergeten en alleen de Bijbel te laten spreken.” Als ze daar ook niet meer op aan te spreken zijn, houdt het een eind op. Maar soms hoor je toch dat ze waardering hebben voor het werk dat wij, als oudere mensen, doen.”

Korf en De Vries zijn het erover eens dat de uitgaanspraktijk van refo-jongeren niet in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de kerk is. „De eerste taak ligt in het gezin. Maar er zijn veel ouders die het over zich heen laten komen. Ze zeggen: „Ach, het zijn de wilde jaren, dat komt wel weer goed.” Of ze weten niet eens waar hun kinderen van een jaar of veertien uithangen. Op een gegeven moment ontstaat er een soort volkstheologie dat je op den duur vanzelf wel weer netjes en deugdzaam gaat leven. Dat zal vast zo zijn, maar dat zegt nog niet dat er ook een bekering is geweest.” De Vries: „En geven ook de scholen wel genoeg voorlichting? De laatste klassen van de basisschool zouden al tijdig voorlichting moeten geven over drankverslaving, drugsverslaving en gokverslaving. Want ook die verslavingen vormen een groot probleem op Urk. Het past niet om je op zaterdagavond dronken te drinken.” Korf is er sceptisch over. „We hebben vorig jaar nog een plaatselijke antialcoholcampagne gehad, ook op de scholen. Dat heeft geen zin. Een drinker krijg je met een foldertje niet weg van zijn glas bier. Daar moet de Heere Zelf aan te pas komen.”

Dat betekent allemaal niet dat de kerk geen verantwoordelijkheid heeft, benadrukt Korf. „Juist in de puberteit is het voor jongeren belangrijk om te weten dat de kerk hen niet los laat. Als de kerk op zondagavond dichtgaat om een week later weer open te gaan, zitten we op een verkeerde weg. In de contactraad spreken we erover om het bar- en discobezoek als vast punt terug te laten komen op de huisbezoeken.” Ouderling De Vries doet dat regelmatig: „En dan gaat het niet alleen om de jongeren, maar ook om de ouders. Het hele gezin wordt erbij betrokken. Maar dat is niet gemakkelijk. Ik heb wel eens het idee dat de prediking vroeger veel meer beslag legde. Hier zijn zo veel kerken, maar het lijkt zo weinig uit te werken. Op huisbezoeken krijg ik soms brutale monden van de jongens en meisjes.”

Schrikeffect
De Urker kerken hanteren sinds het onlangs begonnen catechisatieseizoen een nieuwe regel. Als jongeren aangeven belijdenis van het geloof te willen afleggen, moet hun leven daar ook naar zijn. Korf: „Als er jongeren tussen zitten die notoire barbezoekers zijn, willen we ze eerst een tijdje de gelegenheid geven om een goed leven te leiden.” De Vries: „Daarom worden de namen nu al in de meeste kerken aan het begin van het seizoen afgelezen, zodat mensen kunnen aangeven wat ze weten van de jongeren. Al nemen niet alle kerken ons dat in dank af, we hopen wel dat het een schrikeffect heeft.”

Catechisatie en jeugdvereniging zijn dus kennelijk niet voldoende, constateert Korf. „De kerk kan zich niet meer beperken tot een leven binnen vier muren. Je moet achter de jongeren aan, zonder concessies te doen aan de wereld. Wij begrijpen ook niet dat het soms zo moeizaam gaat en dat je zelfs binnen de kerken zo weinig van de grond krijgt. Ds. Egas zet zich volledig in voor de zaak, maar hij vond het eerst ook moeilijk om te geloven dat het probleem zo groot was. Totdat hij een uur na zijn catechisatieles de jongeren weer tegenkwam in het café. En soms willen mensen het gewoon niet weten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer