Binnenland

Orthodoxe moslim-advocaat blijft zitten voor de rechter

Is het welbewuste discriminatie van een moslimadvocaat of gewoon een kwestie van je aan de regels houden? De ‘zittende advocaat’ Mohammed Enait, berucht om zijn bloemrijke woordenschat, moest maandag voorkomen bij de tuchtrechter. Het werd een potsierlijke vertoning.

Jacob Hoekman
3 March 2009 10:49Gewijzigd op 14 November 2020 07:25

Hij heeft eerst een punt van orde, Mohammed Enait. „Waar zijn uw toga’s?”, vraagt hij aan de strenge heren voor hem die de Raad van Discipline vormen. „Die dragen we nooit”, zegt de voorzitter van de Raad –de tuchtrechtbank voor advocaten– welwillend. „Aha.” Enait knikt; alsof hij zijn eerste punt vast heeft gescoord.Om soortgelijke uiterlijkheden is hij nu juist gedaagd, betoogt de orthodoxe moslimadvocaat het uur daaropvolgend. Enait draagt –tegen de mores in– een islamitisch hoofddeksel tijdens zijn werk, hij staat niet op als de rechter binnenkomt en hij heeft geen respect voor de rechterlijke macht omdat hij een uitspraak eerder betitelde als een „boerenvonnis.”

Opstaan was er ook maandag in het Haagse Paleis van Justitie niet bij voor de ‘zittende advocaat’. Dat had ook weinig zin, want de tuchtrechters waren allang binnen toen Enait bijna een halfuur te laat als de rust zelve de rechtszaal kwam binnenwandelen. Wat geharrewar over de tijd en over de pleitnota van de omstreden advocaat is het gevolg.

„Vindt u het goed dat ik entameer?” zo onderbreekt Enait.

De rechter kijkt ietwat verbouwereerd op. „Dat u wat?”

„Dat ik entameer.”

Het lijkt erop dat de rechter een gokje neemt; met een klein lachje geeft hij er zijn toestemming voor. Hij heeft goed gegokt. De Rotterdamse advocaat bedoelde slechts zijn betoog weer op te pakken.

En Enait entameert met verve. Was hij de vorige keer niet verder gekomen dan zijn inleiding omdat hem de mond werd gesnoerd, nu volgen alle 101 paragrafen van zijn betoog alsnog, uitgesmeerd over niet minder dan 26 A4’tjes.

Zich uiterlijk van geen kwaad bewust lardeert hij zijn betoog met talrijke geladen begrippen als apartheid en een tegenstelling tussen „zwarte en blanke vakbroeders.” Maar het lijkt wel of de leden van de Raad van Discipline het niet horen, wat het contrast met de kleurrijke figuur voor hen nog verder versterkt. Strak kijken ze voor zich uit, net zoals de deken. Zelfs als Enait een paar rappe Arabische zinnen in zijn betoog stopt, kijkt alleen een witgekuifde advocaat even verstoord op.

Enaits baard priemt vooruit; zijn donkere ogen kijken zijn tegenstrever, deken Claassen van de Orde van Advocaten, verwijtend aan. Tegen het decor van de sobere rechtszaal rolt in staccato tempo de ene militante zin over de andere heen, als vloeken in een kerk.

„Hebben we hier te maken met een gesofisticeerde vorm van tuchtrechtelijke apartheid?” vraagt Enait zich hardop af, om er zelf bevestigend op te antwoorden. De tuchtzaak gaat tegen hem omdat híj het is, betoogt hij keer op keer.

„Wat moeten we doen met advocaten in rolstoel of met hernia, die niet net als ik psychische overmacht hebben om op te staan, maar een lichamelijke? We zullen het nooit weten omdat het gaat om blanke vakbroeders, wiens gedragingen niet ambtshalve tuchtrechtelijk door dekens zijn getoetst.”

Kortom: dit is een politiek proces, zegt een zelfverzekerde Enait. En hij zou Enait niet zijn als hij daarbij geen veelvuldige voorbeelden uit de geschiedenis zou aanhalen van evenzovele politieke processen: „tegen Jezus van Nazareth, Socrates, Maarten Luther, Galileo Galilei.”

De verleiding is groot om er op in te gaan, erkent deken Claassen als hij zijn pleidooi voert. Maar hij doet het niet. „Want het gaat hier niet om de vrijheid van meningsuiting of godsdienst, het gaat om regels en gebruiken in onze beroepsgroep die voor iedereen gelden; ook voor mr. Enait.”

Het pleidooi van de deken is kort en zakelijk. Hij stelt de tuchtrechter voor om Enait de lichtst mogelijke straf op te leggen: die van een enkele waarschuwing, „in de hoop dat mr. Enait er lering uit zal trekken. Want ik acht hem een verstandig man.”

En als het inderdaad zou uitdraaien op zo’n lichte veroordeling, wil de tuchtrechter weten, gaat Enait in het vervolg dan staan? Nu, dat kan de rechter op zijn buik schrijven. „Ik ga zo nodig door tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.”

De uitspraak is op 4 mei.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer