Geen hulpfonds voor Oost-Europa
De EU voelt niet voor een speciaal hulp-programma om de financiële problemen in Midden- en Oost-Europa het hoofd te bieden. De regeringsleiders vinden dat de omstandigheden per land te zeer verschillen.
Zij waren gistermiddag in Brussel bijeen voor een ingelaste top over de economische crisis. Hongarije en enkele andere lidstaten uit de betrokken regio hadden vooraf aangedrongen op de vorming van een fonds van 160 tot 190 miljard euro. Hun nationale munten zijn sterk in waarde gedaald en de overheden kunnen nauwelijks nog aan hun betalingsverplichtingen voldoen. Blijven zij in gebreke, dan zal dat ook West-Europese banken, die veel leningen bij hen hebben uitstaan, zwaar treffen.De Hongaarse premier Gyurcsany waarschuwde voor een „nieuw, economisch ijzeren gordijn” als de oude EU-landen niet bijspringen. „De uitdaging op dit moment is het continent ook financieel te herenigen”, meent hij. De Tsjechische premier Topolanek, die dit halfjaar als voorzitter van de Unie optreedt, meldde na afloop van het beraad echter de conclusie dat er gelet op de diversiteit geen behoefte is aan het geopperde algemene fonds. De situatie wordt per geval bekeken.
Premier Balkenende benadrukte eveneens dat we de Oost-Europeanen niet over één kam moeten scheren. Hij noemde solidariteit belangrijk, maar wees erop dat zij al volop profiteren van de subsidiestroom vanuit Brussel.
De coalitie van pleitbezorgers van extra geld voor de vroegere communistische naties verbrokkelde geleidelijk ook. Zo nam Polen er duidelijk afstand van. De regering in Warschau wilde bij nader inzien niet geassocieerd worden met Hongarije, dat het in economisch opzicht een stuk slechter doet en dat inmiddels noodsteun ontvangt van het Internationaal Monetair Fonds.
De wens van sommige lidstaten om versneld de euro in te voeren, die kan bijdragen tot meer stabiliteit, vond evenmin gehoor. Voorzitter Juncker van de groep van landen met de gemeenschappelijke valuta zei in een reactie dat een aanpassing van de zware criteria voor aansluiting bij de monetaire zone uitgesloten is. Balkenende stelde vast dat zo’n versoepeling de geloofwaardigheid van de munt zou aantasten.
Hulp komt er wel van de Wereldbank, de Oost-Europabank en de Europese Investeringsbank (EIB). Die maakten eind vorige week bekend dat zij gezamenlijk 24,5 miljard euro uittrekken voor Oost-Europa. De middelen worden verstrekt over een periode van twee jaar. Zij zorgen voor aanvullende liquiditeit voor de banken, zodat die krediet kunnen blijven toekennen aan ondernemingen. De Wereldbank investeert 7,5 miljard euro, de Oost-Europabank ongeveer 6 miljard euro en de EIB circa 11 miljard euro.
De 27 EU-leiders hebben gisteren tijdens hun spoedoverleg nog eens onderstreept dat het waarborgen van vrijhandel op de interne markt de beste garantie biedt op een herstel van de Europese economie. „Ieder voor zich is slecht voor allen”, luidt het devies. Zij keerden zich tegen protectionisme.
Kort voor de top beloofde Frankrijk af te zien van een dergelijke aanpak voor zijn noodlijdende autofabrieken. Parijs ligt onder vuur als gevolg van de afspraak dat die bedrijven alleen overheidssteun ontvangen als zij de werkgelegenheid bij hun Franse vestigingen behouden.